donderdag 26 januari 2012

Over jonge kinderen die volwassen musiceren

Slechts zelden neem ik de tijd om naar het programma Pauw en Witteman te kijken, en daarvoor bestaat een hele reeks redenen, die er in het kader van deze site over Toonkunst niet toe doet. Soms wil ik, als ik tijdig van tevoren weet dat het thema muziek aan bod komt, wel een uitzondering maken op die inmiddels tot regel verheven afstandelijkheid.
Valentina Lisitsa in 2010.
Gisteren lieten de heren  een sublieme pianiste ─ Valentina Lisitsa (geb. 1973) ─ aan het eind van de uitzending een compositie van Frédéric Chopin (1810-1849) spelen, op een K.Kawai-vleugel, welk merk sedert 1986 in ons land beschikbaar is. Zij deed dat met een grandeur, die op alle fronten respect afdwong. Van dat ooit wonderkind is waarlijk iets terechtgekomen. Dat is echter bij lange na niet altijd het geval. De verwachting aan deze kant ─ althans bij de kennis van dit moment ─ is dan ook dat van de in korte bijdragen getoonde piepjonge pianoreusjes, er één ─ een meisje van vijf jaar ─ zal doorstoten naar de wereldpodia.
Eén van de andere gasten in de aflevering van PenW van woensdag 25 januari ─ een comedy-personage met de naam Tijl Beckand ─ was, terecht en in positieve zin, verbijsterd dat kinderen van die leeftijd zulke prestaties konden leveren. Vervolgens trok hij een vergelijking naar iemand die zo jong een volwassen rol in een film zou spelen. Weliswaar gaat elke vergelijking min of meer mank, maar in deze context diene men één onwrikbaar gegeven niet uit het oog te verliezen: wonderkinderen bestaan alleen op het gebied van schaken, wiskunde en muziek, en dat komt doordat deze drie één factor gemeen hebben: de abstractie. Je hoeft geen ─ eveneens door Tijl Beckand (geb. 1974) genoemde ─ intense levenservaring te hebben om op één van de drie hierboven genoemde terreinen, al heel jong, hoogwaardige prestaties te kunnen leveren. Wil je een indringende roman van enig literair niveau schrijven, dan gaat dat niet zonder zeer persoonlijke levens-pijn en dito vreugde in ruime mate te hebben ondergaan.

Tijl Beckand in mei 2010.
Een ander element in dit geheel is de vraag of iemand die nu als vijfjarige een pianowerk ten beste geeft, en dit op zijn dertigste op dezelfde manier doet, nog een aanvaardbaar uitvoerend kunstenaar is. Dat vijfjarige meisje op een video in PenW speelde een stuk van Papa Bach (1685-1750), en dat vergt technisch zo het één en ander, maar gevoelsmatig weer veel minder doordat de techniek hierin domineert.
Ooit was ik bij het optreden van een veertienjarige, die ook als wonderkind werd gepresenteerd: zij speelde het Vioolconcert van Felix Mendelssohn Bartholdy (1809-1847) ─ nee, zij trachtte een interpretatie van dat opus, en daaruit bleek dat haar optreden, op z'n zachtst gezegd, zeer prematuur was. Wat er van het meiske is geworden? Geen idee: ik ben haar naam sedertdien niet meer tegengekomen. Dat betekent niet dat ze nu niet een verdienstelijke violiste is geworden, maar bij de beteren hoort ze nog steeds niet. De omgeving van zulke wonderkinderen is echter maatgevend voor hun verdere ontwikkeling. Muziek spelen alleen is fnuikend. Die kinderen moeten ook en vooral kind zijn, anders worden het wonder(baar)lijke wezentjes die geheel en al wereldvreemd zijn en dat meestentijds ook blijven.

Thomas Mann als jongeman.
Men leze derhalve nog eens het verhaal Das Wunderkind uit 1914 [1] van Thomas Mann (1875-1955). De protagonist in die novelle kan weliswaar heel goed spelen, met speelgoed daarentegen kan hij niets beginnen.
__________

[1] Zo'n halve eeuw geleden is dit verhaal ─ samen met Das Eisenbahnunglück van dezelfde schrijver ─ op een langspeelplaat uitgegeven door Deutsche Grammophon, beide gelezen door Thomas Mann zelf.

Geen opmerkingen: