Kleine wijziging
Op zondag 4 mei, al vroeg in de middag, geven sopraan Gea Passies en pianist Johanan Havinga bijna hetzelfde concert als vier weken eerder in Huize Eem te Groningen. Kurt Weill en Bertolt Brecht, maar ook Elisabeth Hauptmann, spelen weliswaar dezelfde rol voor zover dat hun invloed binnen het voor te dragen programma betreft, doch op één punt zal het concert afwijken, aangezien voor één nummer, het Eifersuchtsduet — de titel verraadt het al: twee zangstemmen benodigd zijn, maar de tweede zangeres van toen toert niet per definitie mee als sopraan Gea haar G, E en A, al dan niet gestreept, op de toehoorders loslaat en de jeugdige toetsenist dit met zijn doorgewinterde voeten- en vingerwerk, in technisch zwart/wit gerealiseerde klankkleurenrijkdom, weet te ondersteunen. Het zijn de nuances die 't 'm doen.
En dat zult u zeker ook zelf kunnen waarnemen als u de Salomon Song uit diezelfde Dreigroschenoper zult krijgen voorgezet in plaats van dat duet. Ook daarin zal de nodige emotie doorklinken, al lijkt het soms wel een nuchtere opsomming van historische feiten. En dat daar Nuances in hoge mate vereist zijn, moge blijken uit de opmerkingen die Brecht zelf over de uitvoering van dit werk heeft geschreven.
Relativeren
Het mag, volgens Bertolt Brecht — deze zich tevens als tekstuele heer en meester over de operatie van het juiste presenteren opwerpende scribent — nooit zo worden dat de speler als het ware via een automatisme in de rol kruipt van zingende voordrachtskunstenaar, zonder dat hij — en ook zij — zich dat bewust is. Het nuchtere praten, het verheven spreken en het zingen moeten duidelijk van elkaar zijn afgebakend.
Dat dit hier in een concert met stukken uit die Dreigroschenoper veel minder streng moet en zal zijn, ligt al opgesloten in het feit dat er geen voorstelling op een toneel, met eventueel nauwelijks zichtbare musici, wordt gegeven, maar dat hier het puur muzikale element van ondersteuning heel nabij is in de vorm van een ware vleugel, die ook door een echte muzikant wordt bespeeld. Dat is nog eens heel wat anders dan al die playbackende legers van schreeuwerige types, welke tal van bühnes in ons land en elders uiterst onveilig maken.
Wat dat betreft, kunt u zich ook in het stedelijk-Friese gebied van ons land, reeds vanaf het vroege middagtijdstip, laten meevoeren in de wereld van de muzikale ontwikkelingen in de — zolang Kurt Weill, Brecht en Hanns Eisler (die ook op het programma staat) daar nog werkzaam waren — net niet geheel gemofrikaniseerde cultuur van ons Duitstalige nabuurland anno dazumal.
Uitleg
Over de inhoud van de bijdragen hoef ik geen nadere uitleg te geven, aangezien Gea Passies dat zelf tussen de bedrijven — welke in deze niet-toneelmatige voordracht geen echte bedrijven zijn, doch liederen, songs en aanverwants — door, daar waar nodig zeker gepassioneerd, zal doen. En als dat gebeurt op de wijze zoals ze die op de eerste zondag van de lopende maand in Huize Eem te Groningen heeft gehanteerd, hoeft u over de begrijpelijkheid en inzichtelijkheid ook al geen zorgen te hebben. Er bestaan nog altijd goede methoden om, al dan niet klassieke, muziek met enig fingerspitzengefühl — een fenomeen dat niet slechts aan de pianist in kwestie is voorbehouden — voor het voetlicht (iets dat overigens in Huize Eem van boven kwam) te brengen. Kortom, de uitleg komt van goeden huize, en al vloeit die tussen Gea's tanden en lippen, deze is in goede handen.
En als, na de zang en het snarenspel, de toehoorders voldaan en bevredigd huiswaarts keren, is er zo'n middag weer veel gewonnen. En dan zijn er toch nog altijd lieden, die menen dat kunst in het algemeen, en muziek in het bijzonder, niets met erotiek te maken heeft. Gelukkig zijn er hier en daar ook mensen te vinden die anders (lees: beter) weten.
__________
Zondag 4 mei, 13:30 uur; Dansschool Dansida, Drachten.
____________
Afbeeldingen
1. Gea Passies en Johanan Havinga (Foto: Sandro Kortekaas).
2. Bertolt Brecht (1898-1956), hier omstreeks 1930.
3. Kurt Weill (1900-1950).
zondag 27 april 2008
woensdag 23 april 2008
Vrijdag in Utrecht, zondag in Amsterdam — werken van Elgar, Hans Kox, (Beethoven) en Mendelssohn
Uit twee eeuwen muziek
Aanstaande vrijdag 25 april wordt in het Utrechtse concertgebouw Vredenburg weer een concert gegeven in de serie Vrijdag van Vredenburg. Het concert zal worden uitgezonden via Radio 4. Er zullen vier werken worden uitgevoerd, die binnen het tijdsbestek van zo'n twee eeuwen vallen: Elgars Introduction and Allegro, de liederen van Hans Kox, die de titel dragen Those evenings of the Brain, op teksten van Emily Dickinson, gezongen door de sopraan Valdine Anderson. Na de pauze zal Beethovens ouverture Coriolan klinken, en tot besluit Mendelssohns Vioolconcert met Joshua Bell als solist. De Radio Kamer Filharmonie wordt gedirigeerd door Otto Tausk.
Drie van de vier composities zullen op zondag 27 april tussen 11:00 uur en 12:15 worden herhaald in het Zondagochtendconcert van de Avro, te geven in het Concertgebouw te Amsterdam. Aangezien er dan slechts drie van de vier werken binnen dat tijdsbestek zonder pauze kunnen worden gerealiseerd, zal de Beethoven-ouverture bij die gelegenheid vervallen. Ook dat concert zal rechtsreeks te volgen zijn via Radio 4.
Edward Elgar: Introduction and Allegro opus 47 (1904/05)
Dit relatief bekende opus van Elgar (1857-1934) is geschreven voor strijkorkest. In 1901 heeft hij er al schetsen voor gemaakt. De compositie werd op 8 maart 1905 in Queen's Hall voor het eerst utgevoerd. Voor die gelegenheid trad de componist op als dirigent. Hoewel er nauwelijks in concertgidsen en handboeken over Engelse muziek is gepubliceerd, komt er wel een wat langere notitie over deze compositie voor in het boek Music van Edward Heath (1916-2005), de voormalige Engelse prime minister. Hij memoreert een bezoek aan New York in 1939 — hetgeen verband hield met de naderende oorlog en zijn eventuele oproep voor de artillerie — en dat één van zijn eerste belevenissen aldaar was een concert in Carnegie Hall, met the New York Philharmonic onder leiding van de Engelse dirigent John Barbirolli (1899-1970), die Toscanini aldaar was opgevolgd. Het concert werd geopend met Elgars opus 47, en Barbirolli slaagde er volgens Ted Heath in de frisheid en tederheid van het Engelse landschap in de strijkers van het New Yorkse ensemble te laten doorklinken. En hij noemt Elgars opus 47 "one of the best-written pieces for strings he ever produced."
Hans Cox: Those evenings in the Brain (2008)
— Liederen op gedichten van Emily Dickinson
Op vrijdag 25 april wordt in het Utrechtste cultuurgebouw Vredenburg de allereerste uitvoering van dit nieuwe werk gegeven tijdens een concert met dezelfde uitvoerenden en nog één compositie meer, aangezien men daar niet gebonden is aan het strakke schema van één uur en een kwartier en dat zonder pauze.
Meer dan dat Hans Kox in 1930 is geboren, met een verwijzing naar een website kunnen we in deze context niet geven. De Amerikaanse Emily Dickinson (1830-1886) schreef zo'n 1200 gedichten, die in principe niet voor publicatie waren bedoeld, maar als 'briefgedichten' respectievelijk gelegenheidsuitingen waren geconcipieerd. Haar uiterst beperkte leefwereld — in wezen een microkosmos — leidde ertoe dat ze in de kleinste fenomenen iets van betekenis herkende en dit in haar unieke poëtische taal heeft kunnen overbrengen. Of dat nu insekten of bloemen waren, gevederde vrienden of verschijnselen van het jaargetijde — alles werd door Emily Dickinson met haar uitzonderlijke wezen boven het alledaagse uitgetild.
Ludwig van Beethoven: Ouverture Coriolan in c kl.t., opus 62 (1807)
Beethoven schreef de Coriolan-ouverture als inleiding tot het inmiddels in vergetelheid geraakte drama met dezelfde titel dat door de Weense dichter Heinrich Joseph von Collin (1771-1811) werd geschreven. In tegenstelling tot het drama heeft Beethovens ouverture wek een bljvende plaats in het repertoire veroverd.
Dikwijls wordt ten onrechte gewezen op Collins Shakespeare-navolging. Dit is echter niet juist. Weliswaar schreef Shakespeare eveneens een tragedie over de Romeinse veldheer Marcius — die na de verovering van Corioli de eervolle bijnaam Coriolanus had gekregen —, maar Collin heeft zich georiënteerd op de Griekse geschiedschrijver Plutarchus (ca. 46 tot na 120). Weliswaar heeft ook Shakespeare voor zijn stuk de Βιοι παραλληλοι (Levensbeschrijvingen) van die auteur gebruikt, maar zijn tragedie heeft Collin geenszins beïnvloed.
Over Gnaeus Marcius wordt verhaald dat hij uit wrok jegens zijn volk, dat hem niet tot consulheeft gekozen, de naburige stam der Vokskers aanzet tot een oorlog tegen Rome. Wanneer de vijand voor deze stad staat en plundering dreigt, zenden de Romeinen een afvaardiging naar Corilanus o over vrede te onderhandelen, maar dat levert niets op. Coriolanus' moeder en zijn vrouw slagen erin hem tot andere gedachten te brengen.
In Beethovens ouverture wordt het contrast tussen de ruwe, verbitterde Coriolanus en de beide hem vermurwende vrouwen uitgebeeld in de beide hoofdthema's. Als de weerstand van de hoofdpersoon uiteindelijk is gebroken, laat Beethoven het Coriolan-thema vertragen totdat het uiteindelijk geheel uiteenvalt.
Felix Mendelssohn-Bartholdy: Concert voor viool en orkest in e kl.t., opus 64 (1838/44)
Toen Felix Mendelssohn-Bartholy (1809-1847) in 1835 tot dirigent van de Gewandhauskonzerte werd benoemd,wist hij zijn jeugdvriend Ferdinand David (1810-1873), — die net alshij in Hamburg was geboren, en eveneens als wonderkind gold — te interesseren voor de functie van concertmeester. Voor hem heeft Mendelssohn het vioolconcert gecomponeerd, waaraan hij zo'n zeven jaar heeft gewerkt. David verzorgde vanzelfsprekend de eerste uitvoering, op 13 maart 1845 te Leipzig. Helaas was de componist niet in staat zelf de première te dirigeren, en werd deze taak door de Deense dirigent en componist Niels Wilhelm Gade (1817-1890) overgenomen. De herhaling, tien dagen later, stond wel onder leiding van de componist.
Na de première schreef Ferdinand David aan Mendelssohn dat dit concert al dadelijk werd beschouwd als één van de mooiste stukken in zijn genre, en hij was voorts van oordeel dat violisten de componist niet dankbaar genoeg konden zijn voor dat concert.
De compositie
Mendelssohns vioolconcert is sober bezet: naast de soloviool komen er dubbele houtblazers, twee trompetten, pauken en strijkers in voor. De compositie bestaat uit drie delen, die zonder onderbreking in elkaar overgaan. Al dadelijk in de tweede maat begint de solist met het hoofdthema dat na enkele passages door het gehele orkest wordt overgenomen. Een neventhema wordt door hobo's en violen ingesbracht en onmiddellijk door de soloviool opgepakt. Loopjes en dubbelgrepen vormen de overgang naar het tweede thema, dat — evenals vele van Mendelssohns Lieder ohne Worte — een dromerige sfeer vertoont. De doorvoering krijgt zijn hoogtepunt in de solocadans. Het bijzondere daaraan is dat dezevoor de eerste keer in de geschiedenis van een instrumentaal soloconcert geheel in de partituur is uitgeschreven. Het orkest opent de reprise met het hoofdthema, de soloviool daarentegen laat de coda inzetten met het neventhema, dat nu echter in een rasanter tempo voorkomt.
De overgang van het eerste naar het tweede deel wordt gerealiseerd door een aanhoudende fagottoon. Het Andante bestaat in een driedelige liedvorm, waarbij de reprise echter in sterk verkorte en enigszins gewijzigde vorm optreedt. Fraaie ornamentiek enerzijds en nerveuze haast anderzijds kenmerken het tussengedeelte in mineur. In een romance laat de soloviool een cantilene vol bezonkenheid en gratie horen.
Met een meditatie van veertien maten leidt de solist — die slechts door strijkers wordt begeleid — de finale in. Blazersfanfares worden door allerlei capriolen van de soloviool afgewisseld. Het hoofdthema en het neventhema prikkelen onze muzikale fantasie in sterke mate. De sfeer van de Midzomernachtsdroom is ook hier volop aanwezig.
____________
Afbeeldingen
1. De Canadese sopraan Valdine Anderson.
2. Dirigent Otto Tausk. (Foto: Marco Borggreve.)
3. Componist Edward Elgar.
4. De Nederlandse componist Hans Kox. Tekening van Jarko Aikens, Groningen 1985. Archief Heinz Wallisch.
5. De Amerikaanse dichteres Emily Dickinson.
6. Ludwig van Beethoven.
7. De Weense letterkundige Heinrich Joseph von Collin.
8. Componist en dirigent Niels Wilhelm Gade, die de eerste uitvoering van Mendelssohns Vioolconcert leidde.
9. Violist Ferdinand David, aan wie Mendelssohn zijn vioolconcert heeft opgedragen.
10. Felix Mendelssohn-Bartholdy. Tekening van Jarko Aikens, Groningen 1985. Archief Heinz Wallisch.
Aanstaande vrijdag 25 april wordt in het Utrechtse concertgebouw Vredenburg weer een concert gegeven in de serie Vrijdag van Vredenburg. Het concert zal worden uitgezonden via Radio 4. Er zullen vier werken worden uitgevoerd, die binnen het tijdsbestek van zo'n twee eeuwen vallen: Elgars Introduction and Allegro, de liederen van Hans Kox, die de titel dragen Those evenings of the Brain, op teksten van Emily Dickinson, gezongen door de sopraan Valdine Anderson. Na de pauze zal Beethovens ouverture Coriolan klinken, en tot besluit Mendelssohns Vioolconcert met Joshua Bell als solist. De Radio Kamer Filharmonie wordt gedirigeerd door Otto Tausk.
Drie van de vier composities zullen op zondag 27 april tussen 11:00 uur en 12:15 worden herhaald in het Zondagochtendconcert van de Avro, te geven in het Concertgebouw te Amsterdam. Aangezien er dan slechts drie van de vier werken binnen dat tijdsbestek zonder pauze kunnen worden gerealiseerd, zal de Beethoven-ouverture bij die gelegenheid vervallen. Ook dat concert zal rechtsreeks te volgen zijn via Radio 4.
Edward Elgar: Introduction and Allegro opus 47 (1904/05)
Dit relatief bekende opus van Elgar (1857-1934) is geschreven voor strijkorkest. In 1901 heeft hij er al schetsen voor gemaakt. De compositie werd op 8 maart 1905 in Queen's Hall voor het eerst utgevoerd. Voor die gelegenheid trad de componist op als dirigent. Hoewel er nauwelijks in concertgidsen en handboeken over Engelse muziek is gepubliceerd, komt er wel een wat langere notitie over deze compositie voor in het boek Music van Edward Heath (1916-2005), de voormalige Engelse prime minister. Hij memoreert een bezoek aan New York in 1939 — hetgeen verband hield met de naderende oorlog en zijn eventuele oproep voor de artillerie — en dat één van zijn eerste belevenissen aldaar was een concert in Carnegie Hall, met the New York Philharmonic onder leiding van de Engelse dirigent John Barbirolli (1899-1970), die Toscanini aldaar was opgevolgd. Het concert werd geopend met Elgars opus 47, en Barbirolli slaagde er volgens Ted Heath in de frisheid en tederheid van het Engelse landschap in de strijkers van het New Yorkse ensemble te laten doorklinken. En hij noemt Elgars opus 47 "one of the best-written pieces for strings he ever produced."
Hans Cox: Those evenings in the Brain (2008)
— Liederen op gedichten van Emily Dickinson
Op vrijdag 25 april wordt in het Utrechtste cultuurgebouw Vredenburg de allereerste uitvoering van dit nieuwe werk gegeven tijdens een concert met dezelfde uitvoerenden en nog één compositie meer, aangezien men daar niet gebonden is aan het strakke schema van één uur en een kwartier en dat zonder pauze.
Meer dan dat Hans Kox in 1930 is geboren, met een verwijzing naar een website kunnen we in deze context niet geven. De Amerikaanse Emily Dickinson (1830-1886) schreef zo'n 1200 gedichten, die in principe niet voor publicatie waren bedoeld, maar als 'briefgedichten' respectievelijk gelegenheidsuitingen waren geconcipieerd. Haar uiterst beperkte leefwereld — in wezen een microkosmos — leidde ertoe dat ze in de kleinste fenomenen iets van betekenis herkende en dit in haar unieke poëtische taal heeft kunnen overbrengen. Of dat nu insekten of bloemen waren, gevederde vrienden of verschijnselen van het jaargetijde — alles werd door Emily Dickinson met haar uitzonderlijke wezen boven het alledaagse uitgetild.
Ludwig van Beethoven: Ouverture Coriolan in c kl.t., opus 62 (1807)
Beethoven schreef de Coriolan-ouverture als inleiding tot het inmiddels in vergetelheid geraakte drama met dezelfde titel dat door de Weense dichter Heinrich Joseph von Collin (1771-1811) werd geschreven. In tegenstelling tot het drama heeft Beethovens ouverture wek een bljvende plaats in het repertoire veroverd.
Dikwijls wordt ten onrechte gewezen op Collins Shakespeare-navolging. Dit is echter niet juist. Weliswaar schreef Shakespeare eveneens een tragedie over de Romeinse veldheer Marcius — die na de verovering van Corioli de eervolle bijnaam Coriolanus had gekregen —, maar Collin heeft zich georiënteerd op de Griekse geschiedschrijver Plutarchus (ca. 46 tot na 120). Weliswaar heeft ook Shakespeare voor zijn stuk de Βιοι παραλληλοι (Levensbeschrijvingen) van die auteur gebruikt, maar zijn tragedie heeft Collin geenszins beïnvloed.
Over Gnaeus Marcius wordt verhaald dat hij uit wrok jegens zijn volk, dat hem niet tot consulheeft gekozen, de naburige stam der Vokskers aanzet tot een oorlog tegen Rome. Wanneer de vijand voor deze stad staat en plundering dreigt, zenden de Romeinen een afvaardiging naar Corilanus o over vrede te onderhandelen, maar dat levert niets op. Coriolanus' moeder en zijn vrouw slagen erin hem tot andere gedachten te brengen.
In Beethovens ouverture wordt het contrast tussen de ruwe, verbitterde Coriolanus en de beide hem vermurwende vrouwen uitgebeeld in de beide hoofdthema's. Als de weerstand van de hoofdpersoon uiteindelijk is gebroken, laat Beethoven het Coriolan-thema vertragen totdat het uiteindelijk geheel uiteenvalt.
Felix Mendelssohn-Bartholdy: Concert voor viool en orkest in e kl.t., opus 64 (1838/44)
Toen Felix Mendelssohn-Bartholy (1809-1847) in 1835 tot dirigent van de Gewandhauskonzerte werd benoemd,wist hij zijn jeugdvriend Ferdinand David (1810-1873), — die net alshij in Hamburg was geboren, en eveneens als wonderkind gold — te interesseren voor de functie van concertmeester. Voor hem heeft Mendelssohn het vioolconcert gecomponeerd, waaraan hij zo'n zeven jaar heeft gewerkt. David verzorgde vanzelfsprekend de eerste uitvoering, op 13 maart 1845 te Leipzig. Helaas was de componist niet in staat zelf de première te dirigeren, en werd deze taak door de Deense dirigent en componist Niels Wilhelm Gade (1817-1890) overgenomen. De herhaling, tien dagen later, stond wel onder leiding van de componist.
Na de première schreef Ferdinand David aan Mendelssohn dat dit concert al dadelijk werd beschouwd als één van de mooiste stukken in zijn genre, en hij was voorts van oordeel dat violisten de componist niet dankbaar genoeg konden zijn voor dat concert.
De compositie
Mendelssohns vioolconcert is sober bezet: naast de soloviool komen er dubbele houtblazers, twee trompetten, pauken en strijkers in voor. De compositie bestaat uit drie delen, die zonder onderbreking in elkaar overgaan. Al dadelijk in de tweede maat begint de solist met het hoofdthema dat na enkele passages door het gehele orkest wordt overgenomen. Een neventhema wordt door hobo's en violen ingesbracht en onmiddellijk door de soloviool opgepakt. Loopjes en dubbelgrepen vormen de overgang naar het tweede thema, dat — evenals vele van Mendelssohns Lieder ohne Worte — een dromerige sfeer vertoont. De doorvoering krijgt zijn hoogtepunt in de solocadans. Het bijzondere daaraan is dat dezevoor de eerste keer in de geschiedenis van een instrumentaal soloconcert geheel in de partituur is uitgeschreven. Het orkest opent de reprise met het hoofdthema, de soloviool daarentegen laat de coda inzetten met het neventhema, dat nu echter in een rasanter tempo voorkomt.
De overgang van het eerste naar het tweede deel wordt gerealiseerd door een aanhoudende fagottoon. Het Andante bestaat in een driedelige liedvorm, waarbij de reprise echter in sterk verkorte en enigszins gewijzigde vorm optreedt. Fraaie ornamentiek enerzijds en nerveuze haast anderzijds kenmerken het tussengedeelte in mineur. In een romance laat de soloviool een cantilene vol bezonkenheid en gratie horen.
Met een meditatie van veertien maten leidt de solist — die slechts door strijkers wordt begeleid — de finale in. Blazersfanfares worden door allerlei capriolen van de soloviool afgewisseld. Het hoofdthema en het neventhema prikkelen onze muzikale fantasie in sterke mate. De sfeer van de Midzomernachtsdroom is ook hier volop aanwezig.
____________
Afbeeldingen
1. De Canadese sopraan Valdine Anderson.
2. Dirigent Otto Tausk. (Foto: Marco Borggreve.)
3. Componist Edward Elgar.
4. De Nederlandse componist Hans Kox. Tekening van Jarko Aikens, Groningen 1985. Archief Heinz Wallisch.
5. De Amerikaanse dichteres Emily Dickinson.
6. Ludwig van Beethoven.
7. De Weense letterkundige Heinrich Joseph von Collin.
8. Componist en dirigent Niels Wilhelm Gade, die de eerste uitvoering van Mendelssohns Vioolconcert leidde.
9. Violist Ferdinand David, aan wie Mendelssohn zijn vioolconcert heeft opgedragen.
10. Felix Mendelssohn-Bartholdy. Tekening van Jarko Aikens, Groningen 1985. Archief Heinz Wallisch.
maandag 21 april 2008
Arthur Honegger is de Componist van de Week bij de VARA op Radio 4 — van 20 tot en met 24 april
Franse Zwitser
De eerste vijf dagen in de week van maandag 20 april tot en met vrijdag 24 april wordt op Radio 4 elke avond tusse 19:30 uur en 20:00 uur het gebruikelijke programma Componist van de Week uitgezonden. Deze keer is de beurt aan de van oorsprong Zwitserse Arthur Honegger (1892-1955), die deel uitmaakte van de befaamde Franse componistenclub Groupe des six. De basisgedachte van deze groepering, "aardse muziek, muziek voor het dagelijks gebruik" te schrijven onderschreef hij weliswaar, doch er is tussen al die verschillende entiteiten nimmer een echte beginselverklaring opgesteld.
Eigen idioom
Honegger werd op 10maart 1892 in Le Havre geboren, studeerde in Zürich, en vanaf 1911 te Parijs bij Charles-Marie Widor (1844-1937) en Vincent d'Indy (1851-1931). Als vrij werkende componist gold hij als een der veelzijdigste binnen zijn generatie, vooral doordat hij erin slaagde muzikale elementen van Papa Bach en Igor Stravinski samen te voegen, en dat ook kon met polyfonie en polytonaliteit, en desondanks een geheel eigen uitdrukkingsvorm wist te ontwikkelen.
Gedurende de vijf maal (bijna) een half uur zullen dertien nummers van Arthur Honegger worden voorgesteld, maandag te beginnen met het orkestwerk Pacific 231 uit 1923. Deze compositie draagt de ondertitel Mouvement symphonique No. 1 en is het meest uitgevoerde werk van deze muziekmeester. De musici in het stuk worden geacht tezamen de geluiden van een stoomlocomotief te imiteren.
Arthur Honegger overleed op 27 november 1955 te Parijs.
____________
Afbeeldingen
1. Arthur Honegger, tekening van Jarko Ailkens, Groningen 1985. (Archief Heinz Wallisch.)
2. Bankbiljet van 20 Zwitserse franken uit 1996 met daarop het hoofd van deze componist.
De eerste vijf dagen in de week van maandag 20 april tot en met vrijdag 24 april wordt op Radio 4 elke avond tusse 19:30 uur en 20:00 uur het gebruikelijke programma Componist van de Week uitgezonden. Deze keer is de beurt aan de van oorsprong Zwitserse Arthur Honegger (1892-1955), die deel uitmaakte van de befaamde Franse componistenclub Groupe des six. De basisgedachte van deze groepering, "aardse muziek, muziek voor het dagelijks gebruik" te schrijven onderschreef hij weliswaar, doch er is tussen al die verschillende entiteiten nimmer een echte beginselverklaring opgesteld.
Eigen idioom
Honegger werd op 10maart 1892 in Le Havre geboren, studeerde in Zürich, en vanaf 1911 te Parijs bij Charles-Marie Widor (1844-1937) en Vincent d'Indy (1851-1931). Als vrij werkende componist gold hij als een der veelzijdigste binnen zijn generatie, vooral doordat hij erin slaagde muzikale elementen van Papa Bach en Igor Stravinski samen te voegen, en dat ook kon met polyfonie en polytonaliteit, en desondanks een geheel eigen uitdrukkingsvorm wist te ontwikkelen.
Gedurende de vijf maal (bijna) een half uur zullen dertien nummers van Arthur Honegger worden voorgesteld, maandag te beginnen met het orkestwerk Pacific 231 uit 1923. Deze compositie draagt de ondertitel Mouvement symphonique No. 1 en is het meest uitgevoerde werk van deze muziekmeester. De musici in het stuk worden geacht tezamen de geluiden van een stoomlocomotief te imiteren.
Arthur Honegger overleed op 27 november 1955 te Parijs.
____________
Afbeeldingen
1. Arthur Honegger, tekening van Jarko Ailkens, Groningen 1985. (Archief Heinz Wallisch.)
2. Bankbiljet van 20 Zwitserse franken uit 1996 met daarop het hoofd van deze componist.
vrijdag 18 april 2008
Rijk geschakeerd concert met composities uit ruim twee eeuwen — zondagmiddag Grote Kerk Emmen
Gea Passies – sopraan; Janine Nijmeijer – mezzo-sopraan
De vier musici die u hierboven ziet afgebeeld, geven samen een Concert Con Pasiones, op zondag 20 april 's middags om 15:00 uur in de Grote Kerk van Emmen. Bijzonderheid is dat niet alleen de toegangsprijs laag is gehouden met € 8,—, maar dat kinderen gratis het rijk geschakeerde programma — met zang, begeleid en a capella
alsmede pianostukken uit ruim twee eeuwen — tot lering ende vermaak mogen bijwonen. Als dat geen goede manier is van een relatief gezien niet al te voorjaarsachtige zondagmiddag door te brengen. . . . .
Grote variatie
Het concert bestaat uit vijftien onderdelen, zeven voor de pauze, acht in de tweede helft.
Er staat werk van in totaal zeven componisten op het programm, van wie de eerstgeborene Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) heet, en de laatst overledene de Hongaar Lajos Bárdos (1899-1986) is. De overige vijf namen zijn Franz Schubert (1797-1828) — die met zes stukken op het programma voorkomt — en Felix Mendelssohn (1809-1847), beiden uit het Duitstalige cultuurgebied, en bij wie de voortreffelijke twee Spanjaarden in dit gezelschap niet misstaan: Enrique Granados (1867-1916) en Manuel de Falla (1876-1946). Voor en na de pauze komt de naam Kurt Weill (1900-1950) voor, die gedurende de eerste decennia van zijn werkzame periode tot de Duitse cultuur behoorde, maar die vervolgens in het verre Amerika verder werkte en daar geheel andere wegen is ingeslagen. Van hem hebben pianist Johanan Havinga en sopraan Gea Passies samen al enige tijd werken ten gehore gebracht, en tijdens de rest van het jaar zullen zij dit nog diverse keren doen.
Doordachte opbouw
Het programma is zeer goed doordacht opgebouwd. Niet alleen is gezorgd voor variatie in het programma en de combinaties van uitvoerenden, maar ook zijn alle stukken kort, en dat is mede met het oog op aanwezige kinderen altijd opnieuw een verstandige aanpak.
Bovendien zal zangeres Gea Passies, daar waar nodig of gewenst, wel enkele toelichtende zinnen willen bijdragen.
Gevieren beginnen de vocalisten en de hen begeleidende klavierspeler met een drietal begeleide liederen van Mozart, dan volgt één lied voor bariton Gute Nacht, uit Schuberts Winterreise. Mendelssohn is vertegenwoordigd met twee liederen: één volkslied op een tekst van de Schotse dichter Robert Burns (1759-1796), die zijn poëzie in het Engelse Schots schreef; het tweede is een bekende tekst van de weliswaar door en door Duitse, maar uit zijn geboorteland helaas weggepeste, echter in Parijs een heenkomen gevonden hebbende en aldaar overleden, Heinrich Heine (1797-1856).
Franz Schubert
Franz Schubert
Bijna de helft van de stukken die de klassieke groep mee naar Emmen neemt, is van Franz Peter Schubert, en uit één daarvan, de Elfde Sonate in bes klein, wordt voor de pauze door Johanan Havinga het Molto Moderato gespeeld.
Daarna is Kurt Weill aan de beurt met twee liederen van Bertolt Brecht (1898-1956) uit de Dreigroschenoper. Gea zingt ze, Johanan begeleidt ze. Het laatste stuk voor de pauze is weer van Schubert: een Nederlandse versie van Nur wer die Sehnsucht kennt, en dat is in de vertaling van Ineke Schlaman Hij die de heimwee kent. Johanan begeleidt opnieuw, maar aan de zijde van Gea schaart zich nu de bariton Reynold Blom.
Ook de eerste twee stukken na de pauze stammen uit de koker van hetzelfde muzikale Weense genie dat niet alleen een armoedig, maar ook nog eens uitermate ongelukkig leven heeft geleid. Niet slechts vanwege liefdesperikelen in de emotionele sfeer, maar tevens door de gevolgen van het met de "aids van anno dazumal" besmette lichaam dat daarvoor met kwikzilver werd behandeld en in ijltempo een enerzijds ongenadig einde tegemoet ging, anderzijds de dood als een bevrijdende instantie moet hebben zien naderen.
Eerst begeleidt Johanan de sopraan en de bariton in hun vertolking van Licht en Liefde, eveneens een vertaling van Ineke Schlaman van Licht und Liebe. Daarna zingt Reynold Blom nog twee liederen op teksten van Wilhelm Müller (1794-1827) uit Die Winterreise: Die Krähe en Der Leiermann. [1] De laatste bijdrage van Schubert is het resterende gedeelte uit de eerder genoemde Sonate nr. 11 voor pianosolo.
Spaanse grootheden
Voordat Manuel de Falla met een lied aan de beurt komt, treedt zijn landgenoot Enrique Granados met eenzelfde kunstuiting voor het voetlicht in de gestalte van de mezzo Janine Nijmijer, begeleid door de pedalen- en toetsenman van die middag en van zovele andere, eerdere en komende, dagdelen van toen en later. Mendelssohn biedt soelaas voor twee andere combinaties van uitvoerenden. Allereerst klinkt het Abschiedslied der Zugvögel voor de twee vrouwenstemmen, ook nu weer begeleid aan de piano, en die Johanan is derhalve simpelweg een onmisbare factor, want als de bariton en Gea Passies samen Wasserfahrt van dezelfde componist zingen, is de steun en toeverlaat voor de vocalisten nog steeds op zijn post. [2]
Ter afsluiting
Als Kurt Weill weer aan de beurt is, maar nu met twee liederen uit zijn latere, Amerikaanse periode — The Princess of Pure Delight en
Tchaikovsky — is instrumentale ondersteuning van de man met zijn onmiskenbare pianistenhanden nogmaals vereist, maar voor de afsluiting van het muzikale gebeuren met kleine werken, in kleine bezetting, maar met grote kwaliteiten in de Grote Kerk, mag Johanan zijn vingers even rust gunnen, omdat er dan een beroep op zijn stembanden wordt gedaan voor een door alle vier aanwezige musici a capella te zingen lied van de Hongaarse muzikale duizendpoot Lajos Bárdos [3] op een tekst uit 1921 van Miklós Markus.
Veelal wil men z'n laatste nummer nog wel eens laten meezingen door het aanwezige publiek. Gevreesd moet worden dat niet een al te groot percentage van de aanwezigen het Hongaars zodanig beheerst dat er ook nog eens verstaanbaar kan worden meegezongen. Mocht het helpen — in het Hongaars is één aspect wel heel makkelijk te onthouden: de klemtoon valt altijd op de eerste lettergreep.
Veelal wil men z'n laatste nummer nog wel eens laten meezingen door het aanwezige publiek. Gevreesd moet worden dat niet een al te groot percentage van de aanwezigen het Hongaars zodanig beheerst dat er ook nog eens verstaanbaar kan worden meegezongen. Mocht het helpen — in het Hongaars is één aspect wel heel makkelijk te onthouden: de klemtoon valt altijd op de eerste lettergreep.
[1] Klarinettist Yuri Honing en pianiste Nora Mulder hebben niet zo lang geleden een alternatieve Winterreise gecreëerd. Zie daartoe ons artikel van woensdag 7 november op onze moedersite Cultuurtempel.
[2] In sommige versies van de bundeling Texte deutscher Lieder komen de beide teksten niet voor, en daarom hier nog even de nodige aanvulling: Abschiedslied der Zugvögel (opus 63 nr. 2) is in 1845 gecomponeerd op een lied van August Heinrich Hoffmann von Fallersleben (1798-1874). Wasserfahrt (opus 77) werd geschreven in 1838, op een gedicht van Heinrich Heine.
[3] Veel bekendheid geniet deze Lajos Bárdos in het westen, en zeker in Nederland niet, maar hij mag zeker worden gezien als een componist die in de voetsporen van Bartók en Kodály is getreden en daar succes mee heeft gehad. Die laatste is tevens zijn leermeester geweest. Nog tijdens zijn leven is er in Hongarije een jaarlijks muziekfestival gecreëerd dat zijn naam draagt.
____________Afbeeldingen
1. Wolfgang Amadeus Mozart. Tekening van Jarko Aikens, Groningen 1983. Archief Heinz Wallisch.
2. De vier musici die zondag optreden in de Grote Kerk van Emmen.
3. Manuel de Falla, tekening uit 1998 door Tonny Groenhuysen, Buitenpost. Collectie Heinz Wallisch.
4. De Schotse dichter Robert Burns, in 1787 geschilderd door Alexander Nasmyth (1758-1840).
5. Handtekening van Franz Schubert.
6. De 'volksdichter' Wilhelm Müller.
7. Felix Mendelssohn-Bartholdy, tekening uit 1984 in Oost-Indische inkt, door Jarko Aikens. Collectie Heinz Wallisch.
8. Lajos Bárdos.
9. Heinrich Heine, geschilderd in 1831 door Moritz Daniel Oppenheim (1800-1882).
dinsdag 8 april 2008
George Gershwins Pianoconcert in een opname uit 2005 maandagavond in NPS Klassiek — Nederland 2
Afwijzingen
De pianist Arthur Rubinstein vond dat hij slechte muziek heeft geschreven, en de componist Bohuslav Martinů heeft in 1928 geweigerd om hem als student aan te nemen, hoewel de afgewezene reeds enkele van zijn pièces de résistance had geschreven. Te veel concertgidsen en even zulke handleidingen negeren hem ook nu nog altijd, en dat heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat George Gershwin zijn hele muziekleven lang heeft moeten balanceren op het breukvlak tussen amusementsmuziek en het ernstige genre. Vele muziekliefhebbers hebben hem in de loop van de twintigste eeuw niet serieus genomen of hem klakkeloos ingedeeld bij degenen, die zij als muziekmakers van een lager allooi beschouwden: Johann Strauss, Franz von Suppé en soortgenoten. Volstrekt ten onrechte!
Elementen uit de jazz
Hoewel George Gershwin nooit specifieke jazz heeft gecomponeerd, heeft hij voor zijn geheel eigen idioom wel degelijk belangrijke elementen uit de jazz geïncorporeerd en tevens verbonden met eigentijdse symfoniche structuren, waardoor er een geheel nieuwe, tamelijk zeldzame soort muziek is ontstaan: de symfonische jazz. In die sfeer heeft Gershwin weliswaar weinig geschreven, maar dat weinige heeft toch zoveel aandacht en waardering weten te genereren dat het ook tachtig jaar na ontstaan nog steeds wordt opgenomen in de programmering van vrijwel alle symfonieorkesten ter wereld.
Piano en orkest
De Rhapsodie in blue — voor piano en orkest — is in 1924 ontstaan, en zeven jaar later zag de heel wat minder bekende Second Rhapsody voor dezelfde bezetting het licht der wereld. Binnen de geschiedenis van de Amerikaanse muziek zijn niet, dan wel nauwelijks, parallellen te vinden voor zover dat het succes betreft dat de Blauwe Rapsodie ten deel gevallen is. Nog in het jaar van ontstaan heeft Gershwin van dirigent Walter Damrosch (1862-1950) en de New York Symphony de opdracht gekregen een pianoconcert te schrijven. Dat werd het Concerto in F, dat door de componist zelf in première werd gegeven onder Damrosch' leiding op 3 december 1925. De Europese première volgde op 9 mei 1926 in Parijs. In de reeks serieuze composities van Gershwin staat het op de tweede plaats, direct na de Rhapsody. Het is zonder twijfel het meest gespeelde concert van een Amerikaanse componist.
Top Vijftig van de Twintigste Eeuw
In 1930 heeft de van oorsprong Russische dirigent Abert Coates (1882-1953) een lijst samengesteld van de vijftig meest vooraanstaande composities van de twintigste eeuw. Daarop komt maar één werk voor van een Amerikaan: Gershwins Concerto in F. Na dit pianoconcert heeft Gershwin nog een aantal andere stukken voor orkest gecomponeerd. Naast de reeds genoemde zijn dat An Americn in Paris (1928), de Cuban Overture (1932), de Variations on I got Rhythm (1934, eveneens voor piano en orkest), en de opera Porgy and Bess (1935). In I got Rhythm heeft de componist eigen schlagermelodieën verwerkt.
Op het Concerto in F werd later een ballet geconcipieerd dat in maart 1969 in de Wiener Volksoper voor het eerst werd uitgevoerd.
Concerto in F (1925)
Het werk heeft drie delen met een veelvuldige wisseling van stemmingen. Het eerste deel wordt gekenmerkt door snel opeenvolgende wisselingen in tempo, waardoor een ietwat improvisatorische indruk ontstaat, maar dat is nu juist typerend voor deze componist.
Het tweede deel zet in met hoornklanken die overgaan in een wat verdroomde, door klarinetten en gesordineerde trompetten begeleide melodie. Het voornaamste muzikale gebeuren wordt echter bepaald door het solo-instrument. De cadans van de piano wordt door de strijkers breed uitgewerkt tot een koraalmelodie. Volgens Damrosch geeft het tweede deel "in zijn dromerige stemming" de impressie "van één van onze zuidelijke staten."
De finale is een rondo met remininscenties aan de beide voorafgaande delen: ritmisch gepunteerd in tweekwartsmaat met een virtuoze solopartij. Na een langzame climax komt het paukenmotief uit de inleiding opnieuw aan bod, voordat het concert besluit.
Voor eigen gebruik
Kenners hebben erop gewezen dat het duidelijk is dat deze solopartij helemaal voor het eigen pianistisch kunnen van de componist is geschreven. Zijn kennis van het instrument was dan ook enorm. Vanaf zijn kinderjaren had hij in cafés en later als koorrepetitor een enorme ervaring opgedaan.
__________
Gershwins Pianoconcert zal op maandag 14 april de ether in worden geslingerd door de televisiezender Nederland 2 in het kader van het programma NPS Klassiek, tussen 23:40 uur en — dan is het inmiddels dinsdag de 15de — 00:20 uur. De uitvoerenden zijn Marc-André Hamelin, piano, begeleid door het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Leonard Slatkin.
Het betreft de opname van een gedeelte van de ZaterdagMatinee in het Amsterdamse Concertgebouw van 15 januari 2005.
____________
Afbeeldingen
1. George Gershwin, tekening van Jarko Aikens, Groningen 1984 (Archief Heinz Wallisch).
2. Dirigent Walter Damrosch in 1923.
3. Albert Coates: foto met opdracht uit mei 1929.
4. De Canadese pianist en componist Marc-Andre Hamelin geb. 1961).
De pianist Arthur Rubinstein vond dat hij slechte muziek heeft geschreven, en de componist Bohuslav Martinů heeft in 1928 geweigerd om hem als student aan te nemen, hoewel de afgewezene reeds enkele van zijn pièces de résistance had geschreven. Te veel concertgidsen en even zulke handleidingen negeren hem ook nu nog altijd, en dat heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat George Gershwin zijn hele muziekleven lang heeft moeten balanceren op het breukvlak tussen amusementsmuziek en het ernstige genre. Vele muziekliefhebbers hebben hem in de loop van de twintigste eeuw niet serieus genomen of hem klakkeloos ingedeeld bij degenen, die zij als muziekmakers van een lager allooi beschouwden: Johann Strauss, Franz von Suppé en soortgenoten. Volstrekt ten onrechte!
Elementen uit de jazz
Hoewel George Gershwin nooit specifieke jazz heeft gecomponeerd, heeft hij voor zijn geheel eigen idioom wel degelijk belangrijke elementen uit de jazz geïncorporeerd en tevens verbonden met eigentijdse symfoniche structuren, waardoor er een geheel nieuwe, tamelijk zeldzame soort muziek is ontstaan: de symfonische jazz. In die sfeer heeft Gershwin weliswaar weinig geschreven, maar dat weinige heeft toch zoveel aandacht en waardering weten te genereren dat het ook tachtig jaar na ontstaan nog steeds wordt opgenomen in de programmering van vrijwel alle symfonieorkesten ter wereld.
Piano en orkest
De Rhapsodie in blue — voor piano en orkest — is in 1924 ontstaan, en zeven jaar later zag de heel wat minder bekende Second Rhapsody voor dezelfde bezetting het licht der wereld. Binnen de geschiedenis van de Amerikaanse muziek zijn niet, dan wel nauwelijks, parallellen te vinden voor zover dat het succes betreft dat de Blauwe Rapsodie ten deel gevallen is. Nog in het jaar van ontstaan heeft Gershwin van dirigent Walter Damrosch (1862-1950) en de New York Symphony de opdracht gekregen een pianoconcert te schrijven. Dat werd het Concerto in F, dat door de componist zelf in première werd gegeven onder Damrosch' leiding op 3 december 1925. De Europese première volgde op 9 mei 1926 in Parijs. In de reeks serieuze composities van Gershwin staat het op de tweede plaats, direct na de Rhapsody. Het is zonder twijfel het meest gespeelde concert van een Amerikaanse componist.
Top Vijftig van de Twintigste Eeuw
In 1930 heeft de van oorsprong Russische dirigent Abert Coates (1882-1953) een lijst samengesteld van de vijftig meest vooraanstaande composities van de twintigste eeuw. Daarop komt maar één werk voor van een Amerikaan: Gershwins Concerto in F. Na dit pianoconcert heeft Gershwin nog een aantal andere stukken voor orkest gecomponeerd. Naast de reeds genoemde zijn dat An Americn in Paris (1928), de Cuban Overture (1932), de Variations on I got Rhythm (1934, eveneens voor piano en orkest), en de opera Porgy and Bess (1935). In I got Rhythm heeft de componist eigen schlagermelodieën verwerkt.
Op het Concerto in F werd later een ballet geconcipieerd dat in maart 1969 in de Wiener Volksoper voor het eerst werd uitgevoerd.
Concerto in F (1925)
Het werk heeft drie delen met een veelvuldige wisseling van stemmingen. Het eerste deel wordt gekenmerkt door snel opeenvolgende wisselingen in tempo, waardoor een ietwat improvisatorische indruk ontstaat, maar dat is nu juist typerend voor deze componist.
Het tweede deel zet in met hoornklanken die overgaan in een wat verdroomde, door klarinetten en gesordineerde trompetten begeleide melodie. Het voornaamste muzikale gebeuren wordt echter bepaald door het solo-instrument. De cadans van de piano wordt door de strijkers breed uitgewerkt tot een koraalmelodie. Volgens Damrosch geeft het tweede deel "in zijn dromerige stemming" de impressie "van één van onze zuidelijke staten."
De finale is een rondo met remininscenties aan de beide voorafgaande delen: ritmisch gepunteerd in tweekwartsmaat met een virtuoze solopartij. Na een langzame climax komt het paukenmotief uit de inleiding opnieuw aan bod, voordat het concert besluit.
Voor eigen gebruik
Kenners hebben erop gewezen dat het duidelijk is dat deze solopartij helemaal voor het eigen pianistisch kunnen van de componist is geschreven. Zijn kennis van het instrument was dan ook enorm. Vanaf zijn kinderjaren had hij in cafés en later als koorrepetitor een enorme ervaring opgedaan.
__________
Gershwins Pianoconcert zal op maandag 14 april de ether in worden geslingerd door de televisiezender Nederland 2 in het kader van het programma NPS Klassiek, tussen 23:40 uur en — dan is het inmiddels dinsdag de 15de — 00:20 uur. De uitvoerenden zijn Marc-André Hamelin, piano, begeleid door het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Leonard Slatkin.
Het betreft de opname van een gedeelte van de ZaterdagMatinee in het Amsterdamse Concertgebouw van 15 januari 2005.
____________
Afbeeldingen
1. George Gershwin, tekening van Jarko Aikens, Groningen 1984 (Archief Heinz Wallisch).
2. Dirigent Walter Damrosch in 1923.
3. Albert Coates: foto met opdracht uit mei 1929.
4. De Canadese pianist en componist Marc-Andre Hamelin geb. 1961).
vrijdag 4 april 2008
Kurt Weill en diens talrijke liederen en songs
Negentien Weill-nummers
Voor het geval u mocht houden van de Liederen en de, later in Amerika ontstane Songs, van de in 1900 geboren Duitse componist Kurt Weill, neemt u dan even de moeite te kijken en vervolgens ook te lezen op onze zustersite Cultuur in Groningen en omgeving, aangezien aanstaande zondagmiddag 19 van die nummers ten gehore zullen worden gebracht in een sfeervolle entourage in een der oudste delen van de Martinstad, aan één der diepen, welke veelal ten onrechte als grachten worden gekwalificeerd. Om precies te zijn aan de hogere zijde van het water dat in vroeger jaren de rivier de Aa was — vandaar ook dat de dichtbij gelegen kerk met fraaie toren Der-Aa kerk heet —, en daarom als straatnaam Hoge der Aa draagt.
Voor het geval u mocht houden van de Liederen en de, later in Amerika ontstane Songs, van de in 1900 geboren Duitse componist Kurt Weill, neemt u dan even de moeite te kijken en vervolgens ook te lezen op onze zustersite Cultuur in Groningen en omgeving, aangezien aanstaande zondagmiddag 19 van die nummers ten gehore zullen worden gebracht in een sfeervolle entourage in een der oudste delen van de Martinstad, aan één der diepen, welke veelal ten onrechte als grachten worden gekwalificeerd. Om precies te zijn aan de hogere zijde van het water dat in vroeger jaren de rivier de Aa was — vandaar ook dat de dichtbij gelegen kerk met fraaie toren Der-Aa kerk heet —, en daarom als straatnaam Hoge der Aa draagt.
woensdag 2 april 2008
Een hele avond muziek van Franco Donatoni
Vakmanschap voorop
Op woensdag 2 april worden vijf werken van de Italiaanse componist Franco Donatoni voorgesteld. De man leefde van 1927 tot 2000, en heeft in de periode van een halve eeuw (1950-2000) een lange reeks verschillende werken geschreven, die in Nederland vier decennia geleden door inspanningen van het (indertijd) Noordelijk Filharmonisch Orkest iets meer aandacht kregen doordat de vaste dirigent van dat ensemble, Charles de Wolff, meer dan een kwart van de programmering inruimde voor eigentijdse muziek en daarbij experimenten niet schuwde. Zo heeft dat orkest onder meer in Rotterdam, en tijdens de Biennale te Zagreb in 1969, tijdens enkele concerten met alleen maar hypermoderne stukken — Pianoconcert van John Cage, Poesies van Ingvar Lidholm (beide werken met de Zweedse pianist Karl-Erik Welin) Sinfonies van Hans Ulrich Engelmann en Per orchestra (1962) van Donatoni —, die bij de veelal conservatieve kritiek slecht vielen. Alex van Amerongen sprak van "de ontluistering van het dirigeren", de recensent van de krant te Zagreb, die principieel tegen moderne muziek was, ging tijdens het optreden demonstratief de krant zitten lezen.
Rechtstreeks concert
De werken die woensdagavond vanaf 20:02 uur via Radio 4 worden uitgezonden, vormen tesamen het programma dat op hetzelfde moment in de serie Proms aan het IJ in het Amsterdamse Muziekgebouw aan het IJ zal worden gespeeld. De componist Wim Laman presenteert het programma dat bestaat in Refrain (1986), Spiri (1977), Tema (1981), Flans (1994) en Chantal (1990). Het concert zal worden gegeven door het Nieuw Ensemble onder leiding van Ed Spanjaard, met medewerking van solisten. Meer informatie over de laatsten en over het programma is te vinden op de website van het Nieuw Ensemble. Het motto luidt:
Franco Donatoni — playfulness and absurdism.
Op woensdag 2 april worden vijf werken van de Italiaanse componist Franco Donatoni voorgesteld. De man leefde van 1927 tot 2000, en heeft in de periode van een halve eeuw (1950-2000) een lange reeks verschillende werken geschreven, die in Nederland vier decennia geleden door inspanningen van het (indertijd) Noordelijk Filharmonisch Orkest iets meer aandacht kregen doordat de vaste dirigent van dat ensemble, Charles de Wolff, meer dan een kwart van de programmering inruimde voor eigentijdse muziek en daarbij experimenten niet schuwde. Zo heeft dat orkest onder meer in Rotterdam, en tijdens de Biennale te Zagreb in 1969, tijdens enkele concerten met alleen maar hypermoderne stukken — Pianoconcert van John Cage, Poesies van Ingvar Lidholm (beide werken met de Zweedse pianist Karl-Erik Welin) Sinfonies van Hans Ulrich Engelmann en Per orchestra (1962) van Donatoni —, die bij de veelal conservatieve kritiek slecht vielen. Alex van Amerongen sprak van "de ontluistering van het dirigeren", de recensent van de krant te Zagreb, die principieel tegen moderne muziek was, ging tijdens het optreden demonstratief de krant zitten lezen.
Rechtstreeks concert
De werken die woensdagavond vanaf 20:02 uur via Radio 4 worden uitgezonden, vormen tesamen het programma dat op hetzelfde moment in de serie Proms aan het IJ in het Amsterdamse Muziekgebouw aan het IJ zal worden gespeeld. De componist Wim Laman presenteert het programma dat bestaat in Refrain (1986), Spiri (1977), Tema (1981), Flans (1994) en Chantal (1990). Het concert zal worden gegeven door het Nieuw Ensemble onder leiding van Ed Spanjaard, met medewerking van solisten. Meer informatie over de laatsten en over het programma is te vinden op de website van het Nieuw Ensemble. Het motto luidt:
Franco Donatoni — playfulness and absurdism.
Abonneren op:
Posts (Atom)