maandag 31 december 2007

Eigentijdse Samson et Dalila van Opera Spanga en Omrop Fryslân op 1 januari 2008 via Nederland 2

Televisie-uitzending van operafilm
Dinsdagavond, 1 januari 2008, tussen 23:35 uur en 01:10 uur in de nacht op woensdag, het tweede etmaal van het nieuwe jaar, kunt u op Nederland 2 een uitzending bekijken van Omrop Fryslân, die een productie vertoont van Opera Spanga, gevestigd te Weststellingwerf: het nieuw verfilmde muziekdrama Samson en Dalila uit 1877 van de Franse componist Camille Saint-Saëns (1835-1921). Het dramatische gebeuren in deze operafilm neemt ruim anderhalf uur in beslag; het oorspronkelijke muziekdrama daarentegen echter ongeveer een uur meer.

Bijbels drama
Deze bijbelse stof is zeker nog door tien andere componisten gebruikt, voor een muziekdrama zeven keer — tussen 1709, toen door Johann Christoph Graupner (1683-1760), en 1973 met de première te Boedapest van de versie van de Hongaar Sándor Szokolay (geb. 1931) — en driemaal voor een oratorium (waarvan het bekendste dat van Georg Friedrich Händel is).
Het zijn ook niet bepaald de geringste tekstdichters, die met deze stof in verband worden gebracht: Hans Sachs (1556) en in de twintigste eeuw Frank Wedekind (1914), en niet te vergeten Voltaire, wiens tekst uit als basis diende voor de opera van Jean-Philippe Rameau (1732) — waarvan de muziek echter verloren gegaan is — en het oratorium van Händel (1741).
Ook Saint-Saëns was diep onder de indruk van Händels oratorium Samson en Delila, en zelf wilde hij aanvankelijk ook een oratorium op dat gegeven componeren. Daarom vroeg de componist aan Ferdinand Lemaire (1832-1879) — een creool van het eiland Martinique, die eveneens de echtgenoot was van een nichtje van mevrouw Saint-Saëns, — hiervoor een tekst te ontwerpen, die vanzelfsprekend gebaseerd zou moeten zijn op het boek Richteren uit de verzameling des Ouden Verbonds in de Gantsche Heilige Schrift. Volgens de overlevering reageerde Lemaire als volgt: "Een Oratorium! Nee — we maken er een opera van." De toonkunstenaar liet zich overtuigen en beiden togen aan het werk. Camille Saint-Saëns ontwierp zelf het basisplan, en daarop voortbordurend schreef Lemaire de tekst in verzen.
Verbazingwekkend is wel dat tal van geleerde opera-lexicografen het zelfs oneens zijn over de tekstuele achtergrond. De éne meldt dat deze afkomstig is uit het 14de, anderen houden het erop dat die uit het 16de hoofdstuk afkomstig is. Dat laatste is waarschijnlijker: voor het eerst komt de naam Delila voor als laatste woord van het vierde vers van het hierboven genoemde hoofdstuk: "En het geschiedde daarna dat hij eene vrouw liefkreeg aan de beek Sorek, welker naam was Delila." (*)

Blijvende bekendheid
Het is inderdaad een opera in geworden, die in drie bedrijven, met in totaal vier taferelen, wordt gepresenteerd in de vorm van muzikale scènes, die zonder onderbreking in elkaar overgaan. Het is gerechtvaardigd in dit geval van een kooropera te spreken, aangezien dit omvangrijke zanginstrument in de beide hoekdelen de overhand heeft, en alleen in het centrale deel de solistische partijen de belangrijkste taken vervullen. In het geheel is er weinig sprake van een dramatisch gebeuren, maar slaagt de componist er toch in de boog gespannen te houden door een enorme rijkdom aan melodieën. De solostemmen hebben weliswaar een sterk declamatorisch element, maar Saint-Saëns heeft voldoende arioso-elementen ingebouwd om de solostemmen gelegenheid te geven hun scala aan mogelijkheden te benutten. Het zijn dan ook twee aria's die in de operaliteratuur bekend zijn gebleven: Mon coeur s'ouvre à ta voix van Samson, en Amour, viens aider ma faiblesse van Dalila.

Voorstellingen
In het jaar van ontstaan werd op 2 december de eerste uitvoering gegeven in het Hoftheater van Weimar, in een Duitse versie van Richard Pohl (1826-1896). Pas op 3 maart 1890 werd er een oorspronkelijk Franse presentatie gerealiseerd in Rouen, in hetzelfde jaar ook nog in het Eden-Theater in de Franse hoofdstad, en twee jaar later in de Parijse Opéra. In Amerika werd dit muziekdrama evenmin voor het eerst in het belangrijkste operahuis, de Metropolitan van New York gepresenteerd, doch eerst in New Orleans (1893). In Londen werd een uitvoering in Covent Garden gerealiseerd, doch 'slechts' concertant, en pas in 1909 als waarachtig schouwspel op de planken.
In de New Yorkse Met werd in 1895 een versie voorgesteld en 20 jaar later nogmaals, toen met onder meer Enrico Caruso. Het zou nog tot 1936 duren voordat Samson et Delila de Milanese Scala zou veroveren, met in de vrouwelijke hoofdrol de toen bijzonder befaamde Ebe Stignani. Berlijn had zeven jaar eerder al kunnen kennisnemen van dit muziekdramatische werk. Daarna volgden tal van herhalingen met (deels) andere bezettingen in New York, Londen, Milaan en elders.

Aparte versie
De rol van Dalila wordt gezongen door Klara Uleman, mezzo-sopraan; de tenor Charles Alves da Cruz, is Samson. Het Aukso Orchestra Poland en het koor Camerata Silesia zijn eveneens van de partij in deze bijzondere productie.
Regisseuse Corina van Eijk heeft de handeling van het drama verplaatst naar onze tijd, maar de plaats is wel Gaza gebleven.

Synopsis
Ongeveer 1150 jaar vóór de jaartelling — en omdat het hier een bijbels gegeven betreft, zullen we daar voor deze keer aan toevoegen vóór Christus — te Gaza in Palestina worden de Israëlieten door de Filistijnen gedwongen tot slavernij. Hun leider, Simson, spoort hen aan in opstand te komen. Hij beschikt over een ongelooflijke lichaamskracht en dat heeft hij al meer dan eens bewezen, onder meer door geheel zelfstandig de poorten van Gaza te dragen. De Hogepriester van Dagon is verzekerd van de steun van Delila, die ooit door Simson werd bemind, maar door hem in de steek gelaten omdat hij zijn goddelijke opdracht zou kunnen realiseren. Hoewel ze aanvankelijk weigert mee te werken — en te proberen het geheim achter de onmetelijke kracht van Simson te komen — stemt ze toch toe, uit persoonlijke en chauvinistische motieven. Ze slaagt erin Simson het geheim te ontfutselen, waarna hij door de Filistijnen wordt gevangen genomen, waarna ze hem de ogen uitsteken en hem in een tredmolen plaatsen. Na nog meer vernederingen smeekt Simson Jahweh om hem zijn kracht nog eenmaal terug te geven. Zoals in dergelijke situaties mag worden verwacht, wordt zijn schietgebedje verhoord en gebruikt hij de herwonnen kracht om de zuilen van de tempel met één ruk uiteen te duwen. Samen met zijn kwelgeesten raakt Simson onder het puin bedolven en sterft hij daar de heldendood.
__________

(*) In de Nieuwe Bijbel-vertaling heet het boek niet langer Richteren maar Rechters, en daarin luidt de tekst: "Enige tijd later kreeg Simson een verhouding met een vrouw uit het Sorekdal, een zekere Delila."
(Het zal vast wel doordacht zijn om verder af te zien van een poëtische benadering van het gebeuren, zoals die wel in het artikel hierboven is geciteerd uit de Statenvertaling. Maar het blijft een ontnuchtering.)
De Franse tekst in La Sainte Bible van het betreffende vers in Hoofdstuk 16 uit Juges luidt: "Après cela, il aima une femme dans la vallée de Sorek. Elle se nommait Delila." (sic!)
____________
Afbeeldingen
1. Camille Saint-Saëns.
2. Simson en Delila in de versie van de Italiaanse schilder Domenico Fiasella (1589-1669). Het doek dat 1.59 x 2.56 m omvang heeft, is ontstaan tussen 1625 en 1635, en bevindt zich in het Musée du Louvre te Parijs, waar het in 1794 aan de collectie is toegevoegd. Voordien behoorde het toe aan de Duchesse de Noailles. Het doek is tijdens de Franse Revolutie gewoon uit haar collectie geroofd.
3. De Italiaanse mezzo-sopraan Ebe Stignani (1903 of 1904 of 1907 - 1974). In 1936 en 1947 vertolkte zij de rol van Dalila in de productie van La Scala te Milaan. Van 1926 tot 1953 maakte zij deel uit van het ensemble van deze opera-instelling.
4. Charles Avez de Cruz (Samson) en Klara Uleman (Dalila) in de eigentijdse productie van Opera Spanga.
5. Simson draagt de poorten van Gaza. Bijbel — Oude Testament: Richteren Hoofdstuk 16, vers 1-3. Afbeelding overgenomen uit de Printbijbel met 246 voorstellingen des Ouden & Nieuwen Testaments, A.D. 1698. (Reprografische herdruk van ca. 1975 door Foresta Groningen.)

vrijdag 28 december 2007

Richard Strauss — 'Vier letzte Lieder'

Op zaterdag 29 december kunt u in het muziekprogramma Aladdin, dat tussen 13:10 en 15:05 uur wordt gepresenteerd door de Begische, Nederlandstalige radiozender Klara, naar twee composities van Richard Strauss: de Vier letzte Lieder, welke aanleiding hebben gevormd voor een mijmering over de dood. Tevens zal van dezelfde componist Tod und Verklärung worden uitgezonden, en verder werken van Richard Wagner, Franz Schubert en Orlando di Lasso. Op de website van Rond1900.nl, in het fin de siècle magazine All art is quite useless, heb ik een uitgebreid artikel opgenomen over die laatste Strauss-liederen, onder de titel De dood als contrapunt. Voor meer informatie, dwarsverbindingen en een beeld van de tijd, alsmede de invloeden die hebben geleid tot deze wonderbaarlijke compositie, verwijs ik u dan ook graag naar mijn bijdrage op die website.
_______________
De tekening van Richard Strauss is van Jarko Aikens, Groningen 1984, en is afkomstig uit het archief van Heinz Wallisch.

woensdag 26 december 2007

'Das Paradies und die Peri' van Robert Schumann donderdag in het Avro-Middagconcert op Radio 4

Opname uit Stockholm
In het muziekprogramma Middagconcert dat de Avro op donderdag 's middags vanaf 13:03 uur uitzendt, zal een uitvoering klinken van het relatief zelden gespeelde 'oratorium' uit 1843 van Robert Schumann Das Paradies und die Peri. Het concert is overgenomen van de Zweede Radio.
Solistische medewerking zal worden verleend door Sally Matthews en Malin Christenson, beiden sopraan; Ingeborg Danz, alt; Andrew Staples, tenor; en Christoph Maltman, bas. Het Zweeds Radio Symfonieorkest en het Zweeds Radiokoor worden gedirigeed door Daniel Harding. Het betreft hier de opname van een concert dat op 2 februari van dit jaar in de Berwaldhallen te Stockholm werd gegeven.

Verdreven uit het Paradijs

Toen Robert Schumann drieëndertig jaar oud was, voltooide hij zijn eerste oratorium, Das Paradies und die Peri, opus 50, hetgeen onderdeel is van een groter literair geheel, dat niet direct binnen het bereik van Schumann zou zijn gevallen als niet zijn vriend Emil Flechsig — die dat gedeelte uit Lalla Rookh van Thomas Moore (1779-1852) had vertaald — hem ertoe had bewogen, deze tekst nader te bestuderen. Deze oriëntaalse romance uit 1817 in de vorm van verhalend gedicht van de Ierse dichter, zanger en liedschrijver kan worden beschouwd als uitbeelding van de Verlossing, voorgesteld in oriëntaalse voorstellingen, voornamelijk binnen de Indiase mythologie.
Een Peri is volgens de oriëntaalse mythologie een luchtwezen dat ooit uit het paradijs is verdreven als gevolg van een vergrijp, en om opnieuw toegang te krijgen is het verplicht om "de liefste gave des hemels" aan te bieden. In het kader van het soort vertelling begrijpt iedereen dat niet de eerste de beste keer lukt, maar dat ook in die verre, onbekende landen het Scheepsrecht gold.
Het is inhoudelijk een religieus verhaal en staat derhalve dichterbij het oratorium van de christelijke traditie in het avondland dan men zou denken. Nieuw echter is het uitblijven van recitatieven, die gewoonlijk de verhaallijn presenteren, en in de zangpartijen met hun melodisch vloeiende lijn, elke niet wordt onderbroken, is het lied-karakter overheersend. Kortom, Schumann heeft er veeleer en romantische ballade van gemaakt.
____________
Afbeeldingen
1. Robert Schumann, getekend door Jolien Eijkhout, Groningen, 2004.
2. Der irische Schriftsteller Thomas Moore, hier im Jahre 1819, als er 40 Jahre alt was.
3. Voorplat van het tekstboekje, met daar buitenop (en ook binnenin) ten onrechte de naam van de oorspronkelijke dichter als Ch. Moore.

Jacques Offenbach-Gala, en diens gehele 'Orpheus'

26 december: delen uit Die Rheinnixen
Op de cultuurzender Arte wordt op de avond van 26 december, tussen 19:00 uur en 19:50 uur in een productie van de regionale Duitse ARD-zender SWR (Südwest Rundfunk) een Offenbach-Gala uit Zürich gepresenteerd, waarin delen uit diens opera Les fées du Rhin (Die Rheinnixen) zullen worden gespeeld. Het is een grote romantische opera in vier bedrijven met een speelduur van goed drieënhalf uur. Het libretto stamt van Charles Nuitter (pseudoniem voor Charles Louis Étienne Truinet, 1828-1899). Aangezien de première in de Wiener Hofoper was, op 4 februari 1864, heeft Alfred von Wolzogen (1823-1883) — auteur van het in 1860 verschenen standaardwerk Theater und Musik — voordien het oorspronkelijke libretto in het Duits vertaald. Maar dat was niet alles: de in die dagen onvermijdelijke Weense criticus Eduard Hanslick (1825-1904) bemoeide zich met het geheel en hij drong er nadrukkelijk op aan het werk de bovengenoemde Duitse titel te geven, daarbij aansluitend op Wagners Rheingold, waarvan de tekst reeds bekend was.
In de Arte-vertoning dirigeert Marc Minkowski het orkest van de Opera van Zürich. Solisische medewerking komt van de vocalisten Malin Hartelius, Nora Gubisch, Bernard Richter en Michael Volle. Cellosolist is Jérôme Pernoo. Deze 46 minuten durende film zal nog deze week door Arte één keer worden herhaald: op vrijdag 28 december, al vroeg in de ochtend: vanaf 08:00 uur.

Donderdag 27 december: 'Orphée aux Enfers'
Op het scherp van de snede tussen donderdag 27 en vrijdag 28 december, dat wil zeggen exact om 00:00 uur wil het tweede Nederlandstalige Belgische televisienet Canvas de opera Orphée aux enfers laten beginnen. Het betreft een opvoering uit de Brusselse Muntschouwburg met het koor en symfonieorkest van dit theater, gedirigeerd door Patrck Davin.
Dit werk is een opera buffa in twee bedrijven en vier scènes op een libretto van de twee bekende toneelschrijvers Hector Crémieux (1828-1892) en Ludovic Halévy (1834-1908). Het werd voor de eerste keer gepresenteerd op 21 oktober 1858 in het Théâtre des Bouffons Parisiens in de Franse hoofdstad. Het verhaal speelt — vanzelfsprekend, is men geneigd te zeggen, in de Griekse oudheid. De zanger Orpheus heeft zijn geliefde Eurydice aan de dood verloren, en zij bevindt zich in de Onderwereld. Om haar terug te krijgen, moet hij zelf afdalen en zich verplichten onder geen beding om te kijken als hij met haar naar de aarde terugkeert. Zoals dat vaak in de antieke wereld en de zich aldaar afspelende gebeurtenissen, voorkwam: Orpheus keek op een gegeven moment wèl om, en zo bleef hij alleen.
Al eerder had Christoph Willibald von Gluck (1714-1787) deze thematiek tot een opera verwerkt: Orfeo ed Euridice, in 1762 te Wenen met een versie voor altcastraat, 12 jaar daarna als Orfee et Euridice te Parijs met een tenor voor de hoofdrol.
____________
Afbeeldingen
1. Componist Jacques Offenbach.
2. Dirigent Marc Minkowski (Foto: Deutsche Grammophon).
3. Librettist Ludovic Halévy.
4. Poster waarop de opera Orphée aux Enfers als "opera-féerie en 4 actes, 12 tableaux" werd aangekondigd.

NB: Zie tevens ons artikel over Jacques Offenbachs opera Les contes d'Hoffmann op ons basisweblog Cultuurtempel, op vrijdag 2 november 2007.

dinsdag 25 december 2007

Magdalena Kozená zingt Georg Friedrich Händel

Arte-televisie is zo ongeveer de enige zender die zichzelf niet, zoals vrijwel alle beschikbare zenders van de publieke netten hebben gedaan, volledig heeft ondergedompeld in de extreme kerstverkitsching met de massamuziekmoordenaar Rieu of de kwellende kwijlkweler Lotti, waarmee keer op keer wordt bewezen dat god niet bestaat. Immers, ware dat het geval: het/zij/hij zou zulks nooit hebben toegelaten, wetende dat grote aantallen mensen veegedrag vertonen en derhalve klakkeloos achter het Grote Gebrek aan kwaliteit aanstrompelen en zich erdoor laten overmeesteren: de totalitariteit van het onvermogen!
Daarom valt het extra te begroeten dat Arte donderdagavond tussen 19:00 uur en 19:50 uur een concert uitzendt met de Tsjechische mezzo-sopraan Magdalena Kozená, die Händel vertolkt. Het betreft een opname van de RTBF (Franstalige Belgische televisie) die op 10 november van dit jaar is gemaakt van een optreden in het Brusselse Paleis der Schone Kunsten. De zangeres heeft daar aria's uit drie Händel-opera's — Alcina, Ariodante en Giulio Cesarel in Egitto geïnterpreteerd, en uit twee oratoria: Joshua en Theodora. De zangeres wordt begeleid door het Venice Baroque Orchestra onder leiding van Andrea Marcon.
De film duurt 46 minuten en wordt eenmalig door Arte uitgezonden.
____________
Afbeeldingen
1. De Tsjechische mezzo-sopraan Magdalena Kozená.
2. Dirigent Andrea Marcon. Foto van Harald Hoffmann/Deutsche Grammophon.

maandag 24 december 2007

'Der Rosenkavalier' als zwijgende film uit 1925

Hedenavond wordt op de televisiezender Arte de filmversie van de opera Der Rosenkavalier, uit 1910, van Richard Strauss vertoond, in een gerestaureerde versie van de bewuste rolprent uit 1925. Meer bijzonderheden op onze zustersite Tempel der Filmkunst.

vrijdag 21 december 2007

Prokofjevs opera 'Oorlog en Vrede' naar Tolstoj, zaterdagavond rechtstreeks vanuit New York

Radio-uitzending
De Russische componist Sergej Prokofjev (1891-1953) heeft in 1941 de lijvige roman Oorlog en Vrede (1865-69) van graaf Lev Nikolajevitsj Tolstoj (1828-1910) ter hand genomen en daarvan, in samenwerking met Mira Mendelson, een libretto gemaakt voor een opera, die hij in 1941 en 1942 heeft gerealiseerd in dertien lyrisch-dramatische scènes en een koorepiloog.
Zowel de Belgische radiozendgemachtigde Klara (voor Klassiek Radio), alsook BBC Radio zenden deze opera uit op het moment dat deze als matinee in de New Yorkse Metropolitan Opera wordt gegeven — en dat is vanaf ongeveer 18:00 uur onze tijd [1]— door het koor en orkest van dit instituut, onder leiding van de ook in ons land zeer bekende Russische dirigent Valery Gergiev.
Solistische medewerking zal worden verleend door onder meer Marina Poplavaskaya, Natasha Rostova en Ekaterina Semenchuk.

Grootse epiek
De grandioze epiek van graaf Tolstoj heeft diverse bewerkers geïnspireerd tot hoorspelen, toneelbewerkingen en, vanzelfsprekend, verfilmingen, waaronder die in Hollywood, waarin de werkelijkheid van het boek op grote schaal geweld is aangedaan, en alles van een honigzoete strooplading werd voorzien. Audrey Hepburn, Henry Fonda en Mel Ferrer speelden in deze productie uit 1956, met een duur van drie uur en twintig minuten, de belangrijkste rol. Later, 1966/67, heeft de Russische regisseur Sergej Bondartsjoek (1920-1994) zich in de Sovjetunie heel wat meer moeite getroost — zo liet hij door machines enorme hoeveelheden sneeuw maken, aangezien de bewuste opnamen vooral buiten de wintermaanden werden gerealiseerd — de werkelijkheid te benaderen, maar hij had dan ook de beschikking over vrijwel onbeperkte middelen. Het is een lange film geworden, en een tijdlang is de onverkorte versie — inclusief de pauzes negen uur bioscoopverblijf — in diverse arthouse-bioscopen van ons land vertoond.
Zeer binnenkort is er op de televisie een nieuwe verfilming te zien, en kort daaraan voorafgaand zullen we op onze zustersite Tempel der Filmkunst daaraan aandacht schenken, tevens met wat meer achtergronden over het boek en zijn schrijver.
____________
[1] De Belgische zender Klara begint het programma Scala reeds om 18:00 uur, BBC Radio 3 daarentegen start de reeks Opera on 3 pas om 18:30 uur onze tijd.
____________
Afbeeldingen
1. Sergej Prokofjev, tekening in Oostindische inkt van Jarko Aikens, Groningen, 1985. Collectie Heinz Wallisch.
2. Lev Nikolajevitsj Tolstoj, portret uit 1887 door Ilja Rjèpin (1844-1930).

donderdag 20 december 2007

Lehárs 'Lustige Witwe' vrijdagavond live vanuit de Dresdener Semper Oper, op Arte-televisie

Nieuwe enscenering live op Arte
Op vrijdag 21 december, 's avonds vanaf 22:05 uur, presenteert de Duits-Franse cultuurzender Arte een nieuwe versie van de operette Die lustige Witwe van Franz Lehar, welke die avond in de Semper Oper te Dresden in première is gegaan. Details over deze nieuwe visie op een oude operette kunt u vinden in mijn korte bijdrage in het elektronische cultuurtijdschrift over alle kunsten van het fin de siècle, All art is quite useless van Rond1900.nl.

Jonge jaren
Franz Lehár was vanaf zijn geboorte – op 30 april 1870 te Komorn, toen in Hongarije, thans in Slowakije – voorbestemd om musicus te worden, doch aanvankelijk wees niets erop dat hij zich intensief met de operette en met dansmuziek zou gaan bezighouden. Reeds als vierjarige had hij geleerd om op met een doek bedekte klaviatuur te variëren. Gelukkig is zijn vader niet ingegaan op een voorstel om met de jongen als wonderkind te gaan rondreizen.

Toen Lehár nog maar tien jaar was, kreeg hij als kerstgeschenk de piano-uittreksels van Wagners Lohengrin, Gounods Margarethe (Faust) en Bizets Carmen. Deze werken dienden hem als voorbeeld voor zijn eigen pogingen tot componeren. Op het gymnasium te Boedapest begeleidde Franz de schoolklassen bij zanglessen. Maar al spoedig stuurde zijn vader hem naar Sternberg in Mähren om zijn kennis van de Duitse taal te verbeteren.

Compositielessen
Als conservatoriumstudent in Praag (vanaf 1882) leed de jongeman vaak honger, omdat hij stiekem compositielessen bij Zdenek Fibich (1850-1900) nam. Zijn vader eiste dat hij zijn vioolopleiding zou voltooien, omdat hij alleen dan een relatief zekere toekomst tegemoet kon gaan. De eerste voltooide composities – twee Sonatines: één in d en één in F — mocht hij aan Antonín Dvorák laten zien, en die gaf hem naar aanleiding daarvan het advies zijn vioolopleiding te staken en componist te worden. Ook Johannes Brahms was zeer te spreken over de compositorische kwaliteiten van de jonge Lehár.
Nadat hij in 1888 zijn vioolstudie met het Concert in d-klein van Max Bruch had afgesloten, werd Lehár concertmeester van de Verenigde Stadtheaters Barmen-Elbersfeld. Kort daarop moest hij echter zijn militaire dienstplicht vervullen en dat deed hij in de kapel van zijn vader, die hij regelmatig als dirigent verving. In die hoedanigheid moet hij veel talent hebben getoond, want hij werd zelf als twintigjarige aangesteld als kapelmeester (bij het 25ste Infanterieregiment in het Hongaarse Losonc) iets dat op zo jeugdige leeftijd een unicum was. Veel betaald kreeg Lehár niet, maar zijn grote inzet werd beloond met de benoeming tot dirigent van het 110 man sterke marineorkest in Pola (aan de Adriatische Zee), waar hij tevens aan zijn neiging tot symfonisch componeren kon toegeven.

Eerste opera's
Reeds in Losonc had hij een opera gecomponeerd en later in Pola schreef hij zijn succesvolle Tatjana, die onder de titel Kukuschka in 1896 in Boedapest in première ging en kort daarop in diverse andere steden werd opgevoerd. Iets te snel concludeerde Lehár dat hij zijn functie als kapelmeester wel kon opgeven, maar om den brode moest hij toch nog eenmaal als hoboïst het militaire uniform aantrekken. In 1902 kon hij eindelijk de militaire dienst definitief verlaten. Hij kreeg een aanstelling als dirigent in het Weense Theater an der Wien, maar voordat hij zijn dienst daar zou beginnen, hadden twee van zijn operettes – Wiener Frauen en Der Rastelbinder – zo’n enorm succes, dat hij zich vanaf dat moment uitsluitend aan het componeren kon wijden. In december 1905 werd zijn wereldsucces Die lustige Witwe voor de eerste keer opgevoerd, en daarna ging het met Lehárs carrière steil bergopwaarts. Overal in Europa moest hij zijn eigen werken dirigeren, en omdat hij erin slaagde de reacties van het publiek goed te interpreteren, zorgde hij – in tegenstelling tot zoveel van zijn collega’s – ervoor libretti van hoge kwaliteit te gebruiken. De successen bleven niet uit, en het zelfs eens gebeurd dat er op één avond – 17 november 1929 – in negen Berlijnse theaters Lehár werd gespeeld.

Wiener Staatsoper
Hoewel Franz Lehár er niet in is geslaagd zijn jeugdideaal – een erkend componist van ernstige muziek te worden – te verwezenlijken, zal het voor hem een heel bijzondere ervaring zijn geweest zijn operettes Das Land des Lächelns en Giuditta in de Wiener Staatsoper uitgevoerd te zien. Ook in de Boedapester Opera zijn talrijke uitvoeringen van zijn stukken gegeven. “Mijn werken,” schreef hij, ”zijn geen grensgevallen van opera, maar tonen het volkomen bewuste streven, óók in de operette de zangers de kans te geven zoveel mogelijk uit hun stem te halen en het publiek een weliswaar lichte, maar toch aan ethische motieven ontsproten amusementskunst te bieden.” Lehár was ervan overtuigd dat hij op die manier de operette op nieuwe, artistieke hoogten kon brengen.
Giuditta was Lehárs laatste en liefste werk. Met de opvoering ervan, in januari 1934 in de Weense Staatsopera, ging een wensdroom in vervulling. Toen Lehár de orkestruimte betrad, steeg er in het publiek een enorm gejuich op. Alle radiostations zonden de première uit. Voor de laatste keer was er eveneens een glorieuze rol voor Richard Tauber weggelegd, en ook hij wist zich verzekerd van de gebruikelijke ovaties.

Hitler-tijd
Franz Lehár – ‘de Puccini van de operette’ – werd zijn leven lang zo volkomen in beslag genomen door zijn onbedwingbare scheppingsdrang, dat er van een normaal sociaal leven geen sprake kon zijn. Dat verklaart wellicht ook het feit dat hij in sommige opzichten buiten de werkelijkheid stond. Die lustige Witwe was één van Hitlers favoriete werken, maar Lehár protesteerde in het geheel niet tegen de nazigruwelen waaronder veel van zijn collega’s te lijden hadden. Dat is hem na de oorlog nogal kwalijk genomen. In 1946 vertrok Franz Lehár in slechte gezondheid naar Zürich, waar zijn vrouw een jaar later stierf. In de zomer van 1948 ging hij terug naar Bad Ischl, waar hij kort daarna overleed. Zijn villa aldaar is tegenwoordig een Lehár-Museum.

Andere muziekstukken
Naast de talrijke operettes schreef Lehár een heel wat kleiner aantal opera’s en filmmuziek. Hij componeerde veel dansmuziek, waaronder 65 walsen – Gold und Silber is wereldberoemd –, en verder zijn er zo’n 50 marsen van hem bekend geworden, zoals de Jupiter-Marsch. Voorts schreef hij 90 liederen, pianosonates en andere pianostukken. Van de orkestwerken noemen we – naast de nimmer gepubliceerde – twee vioolconcerten, twee symfonische gedichten, concertstukken en symfonische fantasieën.
“De scheppende kunstenaar mag nooit de houder zijn van geheiligde tradities,” was Lehárs overtuiging. “Hij moet eerder de berggids zijn die het publiek naar onbekende toppen voert.” Voor de meeste toehoorders zal zijn Hongaarse Fantasie voor viool en orkest hun voor het eerst de mogelijkheid bieden Franz Lehár en zijn ‘ernstige’ muziek op zo’n onbekende top te leren kennen.
____________
Afbeeldingen
1. De Semper Oper te Dresden.
2. Franz Lehár in de tijd dat hij marinekapelmeester te Pola was.
3. Lehár in de tijd dat hij reeds een succesvol componist was.
4. De muziekmeester op latere leeftijd.

woensdag 19 december 2007

Gustav Mahlers Eerste Symfonie als zelfanalyse

Middagconcert
Op donderdag december kunt in de middag via Radio 4 luisteren naar de veelvuldig gespeelde Eerste Symfonie, bijgenaamd Titan, van Gustav Mahler, uitgevoerd door het vermaarde Concertgebouworkest onder leiding van Mariss Jansons. Dit opus wordt voorafgegaan door Beethovens Achtste, en vult daarmee de eerste, symfonische helft van het programma Middagconcert van de KRO, dat tussen 13:03 uur en 16:02 uur de ether ingeslingerd wordt. Deze helft bestaat uit concerten van series, zoals die zijn gegeven door de radio-orkesten en het Concertgebouworkest, alsmede door ensembles met een bijzondere reputatie, uit andere landen.
Deze Mahler-uitvoering via de radio betreft een opname, die verleden jaar op 17 november werd gerealiseerd tijdens een concert in de Grote Zaal van het Concertgebouw in de hoofdstad.
Voor een uitgebreid artikel met een achtergrondverhaal over de componist, het ontstaan en bijzonderheden over deze symfonie, alsmede een technische toelichting, zij verwezen naar mijn bijdrage op de site All art is quite useless van Rond1900.nl. Deze is verschenen op woensdag 23 augusus 2006 en is getiteld: Natuurliefde als katharsis — Mahlers Eerste als zelfanalyse.
__________
Afbeelding: Gustav Mahler, een karikatuur uit 1908, te New York vervaardigd door de tenor Enrico Caruso.

zondag 9 december 2007

Anton von Webern, de meester der muzikale beperking, vijf dagen een uur op BBC Radio 3

Verdwaalde geweerkogel
Op 15 sepember 1945 werd de Oostenrijkse componist Anton von Webern dodelijk getroffen door een verdwaalde kogel, die was afgevuurd door een soldaat van de Amerikaans bezettingsmacht. Hij was toen 61 jaar oud en had toen al ruim een decennium in zeer moeilijke omstandigheden geleefd. Even leek het erop dat met het einde van de oorlog Weberns leven ook een wendig ten gunste zou nemen. Het fatale 'misverstand' zorgde echter voor een geheel andere, zeer definitieve, want onomkeerbare wending voor deze miniatuurkunstenaar, die zich als geen andere componist van die periode een ware meester der beperking had getoond.

Jeugd
Anton von Webern werd in Wenen geboren op 3 december 1883. Hij was de zoon van een mijnbouwingenieur, die uit een oud, aristocratisch geslacht stamde, dat al eeuwen in Karinthié was gevestigd. In 1890 werd Antons vader Karl overgeplaatst naar Graz en vier jaar daarna nogmaals, nu naar Klagenfurt. Daar bezocht de jonge Webern het gymnasium, waar hij in 1902 eindexamen heeft gedaan. In die tijd volgde hij viool- en cellolessen, en kwam hij in aanraking met de stukken van Gustav Mahler in pianobewerking. Daar stond echter tegenover dat hij in theoretisch opzicht zeer weinig muzikale scholing kreeg. Desondanks begon hij in 1901 liederen te componeren. En bij het afscheid van zijn gymnasium, een jaar later, kreeg hij als geschenk een reis naar de Bayreuther Festspiele aangeboden.
Hoewel vader Webern liever had gezien dat Anton zich daarna om het familiebezit zou bekommeren, stemde hij er uiteindelijk toch mee in dat zijn zoon een muziekstudie ging volgen aan de Universiteit van Wenen. Deze voor Anton zo positieve instelling van de kant van papa was mede beïnvloed door het feit dat Webern senior weer eens werd overgeplaatst, en deze keer in de hoofdstad Wenen, van de toen nog Hongaars-Oostenrijke monarchie, een functie kreeg toebedeeld op het Ministerie voor het Mijnwezen.

Leraren en invloeden
In Wenen kreeg Webern de internationaal vermaarde Guido Adler (1855-1941) als docent voor muziekwetenschap; voor harmonieleeren contrapunt kon hij terecht bij Hermann Graedner en Karl Navratil. Voor zijn promotie schreef Anton von Webern een dissertatie over de Choralis Constantinus van Heinrch Isaac (ca. 1450-1517). Doordat hij de lessen van Graedner en Navratil nogal magertjes vond, wilde Webern zich wel eens wat verder in de wereld oriënteren, in de hoop elders een betere leraar te vinden. Daartoe vertrok hij in 1904 naar Berlijn, om aldaar met Hans Pfitzner (1869-1949) over eventuele lessen te spreken. Toen deze echer een smalende opmerking over Gustav Mahler maakte, hield Webern het wel voor gezien en keerde hij spoorslags terug naar Wenen.

Arnold Schönberg, de sleutelfiguur
Waarschijnlijk mede door toedoen van Guido Adler liet Webern enkele van zijn liederen aan Arnold Schönberg (1874-1951) zien, die er vervolgens in toestemde, hem als leerling aan te nemen.
Deze stap, in de herfst van 1904 zou van doorslaggevende betekenis voor de rest van Weberns ontwikkeling als componist blijken. Hij zou een — ook in persoonlijk opzicht — sterke band met Schönberg ontwikkelen, evenals met enkele van diens andere adepten, zoals Alban Berg (1885-1935) en Hanns Eisler (1898-1962).
In die 'leertijd' componeerde Webern een pianosonate, een pianokwintet in één deel, alsmede enkele liederen, die weliswaar een besloten uitvoering in Wenen hebben beleefd, maar pas na zijn dood werden gepubliceerd. Deze stukken kunnen ook echter geen van alle worden beschouwd als karakteristiek voor Weberns compositiestijl. Dat geldt eveneens voor zijn Passacaglia voor orkest, opus 1, uit 1908, welke is ontstaan als werk ter afsluiting van de studieperiode bij Arnold Schönberg.

Vijf keer een uur Webern via ethergolven

Van maandag 10 tot en met vrijdag 14 december is Anton von Webern op BBC Radio 3 Composer of the week, en wordt iedere middag tussen 13:00 uur en 14:00 uur werk van hem uitgezonden. Zoals dat in deze periode van het jaar gebruikelijk is, worden die vijf uitzendingen elk voor zich dezelfde avond herhaald tussen 21:45 uur en 22:45 uur.
De reeks Composer of the week is één van de langst lopende uitzendingen van BBC Radio 3, en wordt tegenwoordig gepresenteerd door Donald Macleod. Op de site van het bewuste programma kunt u tevens zien, welke werken van Anton Webern op de verschillende dagen zullen worden uitgezonden. [1]
Op dinsdag 11 december, wordt direct in aansluiting op het programma Composer of the Week, tussen 14:00 uur en 18:00 uur het muziekprogramma Afternoon on 3 uitgezonden, met daarin 12 muziekstukken. Het tweede is eveneens van Anton von Webern: Vier Stücke für Violine und Klavier, opus 7, gecomponeerd omstreeks 1909.
____________

[1] Een heel uitgebreid artikel over Anton von Webern kunt u vanaf maandag 1o december vinden op de website van het oudste muziektijdschrift van ons land, Mens en Melodie.

____________
Afbeeldingen
1. Anton von Webern als jonge man.
2. Muziekwetenschapper Guido Adler.
3. Arnold Schönberg, geschilderd door Richard Gerstl (1883-1908).
4. Donald Macleod, presentator van het BBC Radio 3-programma Composer of the week.

zaterdag 8 december 2007

De Bösendorfer-vleugel moet blijven!

Pleidooi van pianist Andras Schiff
Nu bekend geworden is dat de Japanse pianofabrikant Yamaha de specifiek Weense firma Bösendorfer heeft overgenomen, is pianist Andras Schiff in het geweer gekomen door in een gesprek met Wolfgang Schreiber voor de Süddeutsche Zeitung van vrijdag 7 december te pleiten voor diversiteit in de pianobouw.
Ooit hebben we op diverse regionale Duitse derde televisienetten de opnamen gezien van Alfred Brendel, die alle Schubert-sonates terecht op een Bösendorfer-vleugel ten gehore heeft gebracht. Andras Schiff vertelt in het interview met Wolfgang Schreiber dat ook hij Schubert-sonates op deze Weense vleugel heeft gespeeld.
Opvallend, en zeker interessant, is de analogie die Andras Schiff ziet tot de gesproken taal. "De klank van een Steinway is Hoog-Duits, en de Bösendorfer is als het Weense dialect. Nestroy [1] is natuurlijk beter in het Weens maar Goethe's Faust moet niet noodzakelijkerwijs in het Prater-Duits worden voorgedragen. Het belangrijkste is dat de Bösendorfer in gebruik blijft — helaas bespeelt 99 procent van de pianisten vandaag de dag de Steinway. Dit is een vorm van globalisering."
__________

[1] Johann Nepomuk Nestroy (1801-1862) was na diverse studies eerst operazanger, onder meer in het Deutsche Theater in Amsterdam. Meer en meer ging hij zich toeleggen op spreekrollen. Vervolgens ging hij zelf schrijven en enkele van zijn typisch Weense stukken hebben heel lang na zijn overlijden repertoire gehouden, zoals Lumpazivagabundus en, zij het iets minder, Der Zerrissene.
__________
Foto: Franz Liszt speelt hier voor hoogwaardigheidsbekleders, onder wie, op de voorste rij, leden van de Oostenrijks-Hongaarse monarchie, op een Bösendorfer-vleugel.

donderdag 6 december 2007

Wagners 'Tristan und Isolde' is vrijdag 7 december uit de Scala van Milaan te volgen op Arte-televisie

Eenmalige uitzending
Op vrijdag 7 december wordt via de Duits-Franse cultuurzender Arte uit de Scala van Milaan de opera Tristan und Isolde van Richard Wagner [ NB ] uitgezonden. Deze voorstelling duurt van 19:00 uur tot middernacht, en wordt tweemaal onderbroken door een pauze van ongeveer een half uur: de eerste begint om 20:20 uur, de tweede om 22:15 uur. Koor en orkest van de Scala van Milaan worden gedirigeerd door Daniel Barenboim. De hoofdrollen worden gezongen door Ian Storey, tenor en Waltraud Meier, sopraan. Patricia Carmine tekent voor de regie. Het is de ënscenering zoals die indertijd door Patrice Chéreau is gerealiseerd.
Ieder jaar wordt het operaseizoen in de Milanese Scala geopend op 7 december, omdat dit de naamdag is van de stadspatroon van Milaan, de heilige Ambrosius. Het is voor het eerst dat de Bayerische Rundfunk, samen met Arte-televisie deze gebeurtenis kan bijwonen.
In tegenstelling tot menig andere muziekuitvoering zal deze uitzending niet worden herhaald.

Voorbereidingen in 1865
Nadat Richard Wagner wat onenigheid met König Ludwig II had gehad, wilde hij weten waar hij aan toe was, en schreef de majesteit daarom op 11 maart 1865 een brief waarin hij de vraag stelde of hij moest vertrekken dan wel kon blijven. "Teurer Freund. Bleiben Sie hier, bleiben Sie hier, Alles wird herrlich wie zuvor." De dag daarop begon Wagner met de voorbereidingen voor de première, samen met de toen negenentwintigjarige Ludwig Schnorr von Carolsfeld en diens elf jaar oudere wederhelft Malvine. De echtgenote van de dichter Georg Herwegh, die deze gebeurtenis heeft bijgewoond, berichtte dat Wagner al snel tot de conclusie kwam dat dit het ideale paar was voor de beide hoofdrollen. "Wenn eine Stelle besonders schon gesungen war, so sprang Wagner auf und küsste lebhaft den Sänger oder die Sängerin, stellte sich vor Freude auf den Kopf oder rannte in den Garten und kletterte jubelnd auf einen Baum," heeft ze voor het nageslacht bewaard.

"Onuitvoerbaar"
Een maand later, op 10 april werd dochter Isolde, kind van Richard Wagner en Cosima von Bülow — de latere tweede mevrouw Wagner — geboren, en nog op diezelfde dag begon de bedrogen echtgenoot Hans von Bülow met de repetities van de muziek. Volgens de literatuur had hij de directietechniek van de componist tot in detail overgenomen, en hij voelde een diepe muzikale verwantschap, waardoor hij in staat was, zelfs heel direct na een zware ziekte met verlammingsverschijnselen, de orkestleden te enthousiasmeren voor deze nieuwe klankentaal vol leidmotieven die als een spinnenweb dooreen liepen. Iets dat tot dan toe nog niet eerder door een componist was geëist. Een goede eerste uitvoering op de geplande datum, 15 mei, scheen niets meer in de weg te staan, maar mevrouw Schnorr was op het laatste moment hees geworden, waardoor de opvoering alsnog moest worden afgezegd, hetgeen onmiddellijk ervoor zorgde dat de geruchtenstroom weer op gang kwam met als hoofdmotief: "Tristan is toch onuitvoerbaar." Dat irriteerde de overgevoelige, hypernerveuze koning, met als gevolg dat Wagner wel even vreesde voor een nieuwe datum, maar de koning besliste: 10 juni, en zijn wil geschiedde.
Op 10 juni werd de première toch nog in het Konigliche Hof- und Nationaltheater te München gegeven. Het werd kwalitatief een enorm succes, ook volgens een deel van de recensenten, die vornamelijk in uitersten dachten en voelden. Maar hier en daar werd reeds direct herkend dat men een 'epochemachendes Werk' had bijgewoond, dat de tand des tijds eveneens zou doorstaan. Al duurde het wel even voordat het publiek er ook mee uit de voeten kon. Dat was echter al wel het geval bij de laatste van de vier voorstellingen, drie weken na de première. Wagner, von Bülow, het orkest, maar vooral Ludwig Schnorr von Carolsfeld de Tristan, die onder het gevleugelde woord Nomen est Omen zou moeten worden gerangschikt. Drie weken later overleed hij en het is tot op de huidige dag onduidelijk wat de preciese oorzaak is geweest.
Ook Ludwig II moet wel enthousiast zijn geweest, aangezien hij zijn Raddampfer — de raderstoomboot waarmee hij op de Starnberger See voer — de naam Tristan heeft gegeven.
___________
Afbeeldingen
1. Dirigent Daniel Barenboim.
2. Het echtpaar Ludwig en Wilhelmine Schnorr von Carolsfeld, gefotografeerd tijdens de generale repetitie van Tristan und Isolde in het voorjaar van 1865.
3. Dirigent Hans von Bülow wist het orkest te winnen voor de volstrekt nieuwe muziek van Wagners Tristan.
4. Ludwig II voor zijn raderstoomboot Tristan. (Detail uit een grotere afbeelding.)

[ NB ] De Duitse radiozender NDR Kultur begint volgens de programmagidsen reeds om 18:00 uur, maar volgens info van de zender zelf, gepubliceerd op Iternet, begint het programma reeds om 16:55 uur. Het zou dus kunnen zijn dat de televisie-uitzending via een zogenoemd uitgesteld relais wordt gerealiseerd.


Zie ook de bespreking op onze site Cultuurtempel van het verleden week verschenen plaatwerk door Wagner-specialist Walter Hansen over het leven van deze componist:
http://cultuurtempel.blogspot.com/2007/11/schitterende-beeldbiografie-over.html

vrijdag 30 november 2007

Multipercussionist Martin Grubinger met zijn volkomen eigen, ritmisch-muzische, wereldtaal

Ritmische wereldtaal
"Am Anfang war der Rhytmus," moet dirigent en pianist Hans von Bülow eens hebben gezegd. Althans volgens dirigent Charles de Wolff, die met deze woorden een concert inleidde dat veel slaginstrumenten zou laten klinken. Als je het fenomeen ritme met 'scheppingsdrang' in verbinding wilt brengen, valt er niet zoveel op die uitspraak aan te merken.
Dat bleek weer eens in de NDR Talkshow, die eens per twee weken op vrijdagavond tussen 22:00 uur en middernacht op het derde Duitse televisienet Norddeutscher Rundfunk wordt gepresenteerd en al een lang leven is beschoren, zij het dan ook met steeds weer andere presentatoren. Al enkele jaren zijn de meeste van deze uitzendingen echter nauwelijks meer dan vooral gezelligheidsbijeenkomsten, waar een goede Schlagabtausch zoals in vroeger jaren niet meer voorkomt, hetgeen de aantrekkelijkheid in hoge mate heeft aangetast. Twee nogal narcistische presentatoren, de al te veel op de Duitse treurbuis verschijnende quizleider Jörg Pilawa, vanwege zijn aantrekkelijke uiterlijk geliefd bij alle sexen en leeftijden, met aan zijn zijde de afgrijselijke, bekkentrekkende, aalgladde Plaudertasche en Schreckschraube Julia Westlake, die er in hoge mate mede voor heeft gezorgd dat ik die praatparade al jaren in principe mijd. Tenzij ik van tevoren weet welke waarlijk interessante figuur uit de wereld der cultuur als gast is uitgenodigd. Zo iemand is de fenomenale slagwerker Martin Grubinger.

Enorme slagwerkbatterij
Martin Grubinger, een veelzijdige, jonge slagwerker met niet alleen een gulle lach, maar ook een inmiddels internationale reputatie, was in de uitzending van vrijdag 30 november niet alleen voor een praatje aanwezig, maar ook voor een optreden. Samen met een vriend speelde hij een deel van een eigen compositie, die als soundtrack in de nieuwste film van Michael Verhoeven wordt gebruikt.
Op de vraag of hij met dat vele slagwerk niet oorverdovend op de omgeving zou moeten werken, vertelde de sympathieke, slagvaardige en humoristisch ingestelde jongeman dat hij ergens op het land in Oostenrijk een grote ruimte had met in de naaste omgeving alleen nog vijf boerderijen, met daartussen land waarop koeien grazen. De gedachte, die bij velen overheerst — dat die arme dieren daaronder te lijden zouden hebben — werd direct gelogenstraft door de mededeling van de kant van de musicus dat nu juist veel koeien bij zijn studio komen en naar binnen kijken als hij zijn studie- en repetitie-uren (negen à tien per dag) daar doorbrengt en flink van leer trekt met zijn vele stokjes en andere hulpmiddelen, die hem ten dienste staan om de instrumenten goed, en op de juiste manier te raken.
Het toont alleen maar weer eens hoezeer nog altijd dieren en hun geheel eigen intelligentie en interessen worden onderschat, juist door eenmaal gepostuleerde vooronderstellingen als feiten aan te nemen.

Eeltvorming
Die vele oefening, welke zo'n tachtig concerten op tal van plaatsen op het ondermaanse, en dat binnen één jaar tijd, tot gevolg heeft, is echter niet alleen verantwoordelijk voor de kunst die daaruit is voortgekomen, doch eveneens voor het vele eelt (Hornhaut) op de handen en tussen de vingers van deze razend knappe kunstenaar. Zijn uitspraak in de NDR Talkshow "Ik heb wel eens begrepen dat vrouwen erg naar de handen van een man kijken bij hun keuze. Zo gezien kan in het klooster gaan", zorgde, begrijpelijkerwijs, voor veel hilariteit.
Inmiddels is zijn ster niet alleen zo sterk rijzende dat deze jonge 'multipercussion artist' — hoewel in 1983 geboren, maakt hij qua uiterlijk niet de indruk dat hij ouder dan een jaar of zeventien is — keuzes zal moeten maken hoeveel uitnodigingen hij nog kan en welke optredens hij kan realiseren. Hij ontving in 2006 de Leonard Bernstein Award van het Schleswig Holstein Musikfestival.
Zodra we geluidsdragers van Martin Grubinger in handen krijgen, zullen we onze lezers daarover nader informeren: hij is een heel bijzondere musicus en een menselijk wezen dat via zijn muziek weet te activeren, en dat is de ware opgave van alle kunsten en hun dienaren.


woensdag 28 november 2007

Dreigroschenoper van Kurt Weill in deels eigentijds jasje zondagochtend op cultuurzender ARTE

Herhaling op 2 december
Op dinsdag 27 november heeft de Frans-Duitse cultuurzender ARTE de Dreigroschenoper gepresenteerd met de muziek van Kurt Weill (1900-1950), in de enscenering van André Wilms, zoals die verleden jaar op de planken van het Frankfurter Schauspiel op het programma stond. De televisie-uitzending was een latertje: deze begon om kwart voor elf en eindigde goed twee uur later. Al degenen, die de uitzending hebben gemist, kunnen op zondagochtend 2 december de schade inhalen. De voorstelling wordt dan herhaald tussen 9.50 uur en 12.00 uur.
Deze versie is een kleurrijk schouwspel vol vaart en aan de huidige tijd aangepaste vondsten, die overigens behoedzaam worden ingelast of in plaats van de vroegere tekst worden gesproken. De actualiteit daarvan zal voornamelijk associaties inhouden voor degenen, die goed op de hoogte zijn met het wel en wee van de dagelijkse (politieke) realiteit in de Duitse Bondsrepubliek. Dat doet echter op geen enkele manier afbreuk aan de kwaliteit, die op all fronten overheerst, zowel qua enscenering — die zich letterlijk op drie niveaus, hier en daar tegelijkertijd, afspeelt — alsook in de muzikale omlijsting door het Ensemble Modern, gedirigeerd door Nacho de Paz, die in de orkestbak is gekleed als circuskapelmeester.

Geen echte opera
Een echte opera is dit stuk muziektheater niet ook al draagt het Engelse voorbeeld dat begrip eveneens in de titel — The Beggar's Opera [1] —, maar dat mag de pret niet drukken. Hoewel de schrijver van de Dreigroschenoper en de Dreigroschenroman [2], Bertolt Brecht (1898-1956) en componist Kurt Weill zelf niet wars waren van tegendruk ten aanzien van bestaande tradities, wordt in de huidige versie toch de indruk gewekt dat men in het revue-element — dat hier en daar op de rand van de slapstick balanceert — verder gegaan is dan in de oorspronkelijke versie van 1928, en in de film— met onder meer Ernst Busch — van 1931. Opvallend is dat de verscheurdheid van enkele figuren, met op de eerste plaats Mrs. Peachum (een schitterende rol van Karin Neuhäuser), en de ware gevoeligheden — tegenover veel extraverte emotie — toch hun plaats behouden en ook als zodanig weer opborrelen en voor het voetlicht worden gebracht.

Tal van versies
In de loop van acht decennia zijn diverse ensceneringen de revue gepasseerd, waarvan die in de jaren vijftig — opnieuw met de Weill-weduwe (ze waren zelfs tweemaal gehuwd) Lotte Lenya — reeds kort daarna, met een nogal soap-achtige Johanna von Koczian als Polly Peacum, veelal terecht als al te zoetsappig werd ervaren. Een vergelijking van diverse uitvoeringen is mogelijk: de film uit 1931 is nog beschikbaar, de versie van een halve eeuw geleden werd door CBS op een dubbel-LP uitgebracht [3], en via YouTube kan men nog fragmenten uit de film, uit de versie van 1962 — de Seeräuberjenny-aria door Hildegard Knef (met haar rauw-doorrookte stem) — beluisteren, evenals enkele andere, al dan niet furore gemaakt hebbende presentaties. Ook is er in1971 op het label Joker een Italiaanse plaat uitgebracht waarop Brecht zelf de Moritat [4] van Mackie Messer zing, alsmede Das Lied von der Unzulänglichkeit des Menschen.
En voor degenen, die eventueel wel van de muziek van Kurt Weill houden, maar niets op hebben met Brechts versie van de Driestuiversopera, is er nog altijd de Kleine Dreigroschenmusik — een suite uit de opera, die iets meer dan twintig minuten in beslag neemt.

Tijdloze tegenstellingen
Wolfram Koch als Mackie Messer en de vele andere protagonisten in deze nieuwste versie van de Dreigroschenoper maakt duidelijk dat er in wezen nog niet veel is veranderd. De tegenstelling tussen arm en rijk wordt weer in ijltempo steeds groter, en dat alleen als gevolg van een gering aantal machtigen in politiek en industrie, die, om het nu enigszins algemeen te houden het eigenbelang in de vorm van roem en/of bezit miljoenenvoudig belangrijker achten dan de omstandigheden van een groot deel van de wereldbevolking. Wat in het kader van John Gays bedelaarsopera gold en twee eeuwen later bij het duo Weill/Brecht omtrent sterke tegenstellingen in een (grote) stad, is nu in versterkte mate aan de orde in de tegenstelling tussen het rijke westen en alle andere landen, die tesamen voor het gemak worden aangeduid met Derde Wereld. En dus geldt nu nog even sterk de laatste, gezongen, strofe:

Und die einen sind im Dunkeln

Und die andern sind im Licht
Und man sehet die im Lichte

Die im Dunkeln sieht man nicht.

De opvoering kan dan ook worden gezien als een (nieuwe) aanklacht tegen de manipulaties van veel (Duitse) politici, die zich hebben geprofileerd als huichelende halers, hebbers en houders, hetgeen helaas niet beperkt is gebleven tot de éne partij, die daarvan al te vaak als enige is beschuldigd. Kortom, er is niets nieuws onder de zon. Dat is op zich deprimerend genoeg en hoeft niet uitsluitend te leiden tot loodzware drama's. Dat kunnen geïnteresseerden op de televisiezender ARTE zelf vaststellen als ze kijken naar de Dreigroschenoper.
__________
[1] John Gay (1685-1732), dichter en dramaturg, verwierf vooral bekendheid door zijn Bedelaarsopera, die in 1728 voor het eerst werd opgevoerd.
[2] Brechts Dreigroschenroman uit 1933, verwant met de eerdere Dreigroschenoper, werd ook in het Nederlands uitgebracht: Driestuiversroman, vertaald door Felix van Zijll, als nr. 51/52 van de serie Het Nederlandse Boekengilde van De Nederlandsche Uitgeverij Baarn. In 2005 is het boek opnieuw als 'hardback' uitgegeven door Het Parool.
NB: De titelpagina van de eerste vertaling meldt als voornaam Felix van Zijll; in diverse latere publicaties wordt deze voornaam echter verbasterd tot Felize, en ook vindt men voor dezelfde editie als vertalersnaam P. Liedmeier. Er is dus in ieder geval sprake van één pseudoniem. Als jaartal van deze eerste Nederlandse uitgave wordt 1939 wel consequent vermeld.
[3] In 1982 is deze versie op dubbel-LP opnieuw door CBS in een cassette uitgebracht. Zeker weet ik het niet, maar ik heb horen verluiden dat deze versie later ook nog weer als cd-versie is verspreid.
___________
Afbeeldingen
1. De componist Kurt Weill heeft diverse theaterprojecten met Bertolt Brecht gerealiseerd, zoals Aufstieg und Fall der Stadt Mahogonny (1929) en Die sieben Todsünden (1933).
2. Bertolt Brecht, bij het toneelpubliek in veel delen van de wereld befaamd, doch zijn grootste kracht lag zonder twijfel in zijn lyriek.
3. Lotte Lenya, echtgenote van Kurt Weill was present in de eerste uitvoering van de Dreigroschenoper, in de film van enkele jaren later en in de 'revival' van 1958.
4. Deel van de Italiaanse grammofoonplaathoes met delen uit de Opera di 3 Soldi. Daarop ook Bert Brecht met zijn onafscheidelijke sigaar.
5. Voorzijde van de Nonesuch-LP uit 1974 met daarop o.m. Weills Kleine Dreigroschenmusik.
6. John Gay, de Engelse auteur van The Beggar's Opera, exact twee eeuwen eerder op de planken gebracht dan die van Weill/Brecht.

maandag 26 november 2007

Johann Sebastian Bachs Weihnachtsoratorium

Tijdloos cultuurgoed
Sedert de laatste decennia van de zeventiende eeuw hadden componisten bepaald geen onbekommerd leven. Meestal stonden zij als cantor, muziekdirecteur of kapelmeester in dienst van een vorstenhuis, universiteit, school of kerk. Naast de onderwijzende functie hadden ze tot taak met een zogenaamd
collegium musicum composities van zichzelf en anderen ten gehore te brengen, en daarnaast moesten ze gelegenheidswerken schrijven voor het hof, het openbare leven of voor kerkelijk gebruik. Dat zulke musici door deze culminatie van functies dikwijls onder zeer sterke (vooral tijd-)druk kwamen te staan, ligt voor de hand. Het is dan ook nauwelijks verwonderlijk dat velen van hen de toevlucht hebben genomen tot het opnieuw verwerken van eerder gecomponeerde stukken of delen daarvan, die in een andere context hun functie hadden vervuld. Zulk hergebruik wordt bestempeld als parodie. Het meest saillante voorbeeld daarvan is het Weihnachtsoratorium van Johann Sebastian Bach uit 1734.


Vaste aanstellingen

Reeds als achttienjarige kreeg Johann Sebastian Bach in 1703 een vaste aanstelling als organist te Arnstadt, een positie die hij vier jaar achtereen zou blijven bekleden. Vervolgens zou hij gedurende bijna een jaar dezelfde functie in Mühlhausen vervullen, om daarna bijna tien jaar van 1708 tot 1717 als kamermusicus en hoforganist in dienst van de hertog van Sachsen-Weimar werkzaam te zijn. In augustus 1717 werd Bach benoemd tot hofkapelmeester van Leopold von Sachsen-Anhalt-Cöthen. Met die vorst maakte hij reizen naar Dresden, Kassel en Karlsbad. In die tijd ontstonden onder meer de befaamde Brandenburgse Concerten, de Orkestsuites, alsmede Das Wohltemperierte Clavier.
Na het overlijden van zijn eerste vrouw, Maria Barbara, in juli 1720, trad Bach in december van het daarop volgende jaar in het huwelijk met Anna Magdalena Wilcken. Tijdens zijn verblijf in Cöthen ontstond ook de Johannes Passion, op Goede Vrijdag 1723 voor het eerst in de Leipziger Thomaskerk uitgevoerd.

Thomascantor in Leipzig
Kort tevoren, in juni 1722, was de illustere Thomascantor Johann Kuhnau op 62-jarige leeftijd gestorven. Diens opvolging hield vele gemoederen, tot ver buiten Leipzig, bezig. Ongetwijfeld vanwege de bijzondere positie, die immers was gekoppeld aan het ambt van director musices, hetgeen inhield dat iemand dan tevens de muzikale verantwoordelijkheid had voor alle overige Leipziger kerken. Dit instituut had in meer dan zes eeuwen een voortreffelije reputatie weten op te bouwen.
Ook Bach meende, daar beter op zijn plaats te zijn, omdat daar zoveel was gedaan voor de ontwikkeling van de Duitse kerkmuziek. Toch wachtte hij een half jaar alvorens te solliciteren, ook al stond van tevoren vast dat hij als basisinkomen niet meer dan een kwart zou verdienen van zijn bezoldiging in Cöthen. Bovendien had zijn vrouw daar een eigen inkomen als zangeres.
Ondanks de vele bezwaren, die aan de functie schenen te kleven, bleken de voordelen
zoals een universiteit waar zijn zonen zouden kunnen studeren de doorslag te geven.
In de tussenliggende periode was het stadsbestuur van Leipzig er niet in geslaagd een geschikte opvolger voor Kuhnau te vinden, al hadden zich niet de slechtste musici van die dagen aangediend. Uiteindelijk viel de formele keuze op 22 april 1723 ten gunste van Bach uit.

Weihnachtsoratorium
Met de verhuizing naar Leipzig begon Bach aan zijn laatste en tevens langste dienstverband, dat tot aan zijn overlijden op 28 juli 1750 voortduurde. In die tijd, met name in de periode 1729-1735, ontstonden de grote koorwerken: de Matthaeus Passion in 1729, de Hohe Messe vier jaar later, de Zes Motetten en het Weihnachtsoratorium in 1734.
Hoewel de benaming oratorium van de componist zelf stamt, is de betiteling niet helemaal correct, omdat er geen sprake is van een dramatische voorstelling van bijbelse geschiedenis,
maar van een episch-lyrisch verhaal over de geboorte van Jezus Christus, door middel van teksten uit de Evangeliën van Lukas en Matthaeus, onderbroken door lyrische passages van een schrijvende tijdgenoot, waarschijnlijk Picander [1], de tekstdichter van onder meer de Matthaeus Passion.

Zes Cantates
Oorspronkelijk was het Weihnachtsoratorium niet als een gesloten geheel geconcipieerd, maar is het ontstaan door samenvoeging van zes cantates, die Bach in 1734 voor de gehele periode van het Kerstfeest de drie kerstdagen: 24, 25 en 26 december, Nieuwjaarsdag, de daarop volgende zondag en Driekoningen , om successievelijk tijdens de daarop betrekking hebbende godsdienstoefeningen in de Thomaskerk te worden uitgevoerd. We kunnen deze serie qua opzet derhalve wel als een liturgische, echter niet als een artistieke eenheid beschouwen.

Parodieën
Het meest bijzondere van dit Weihnachtsoratorium ligt echter besloten in de omstandigheid dat Bach voor de zes onderdelen ervan heeft geput uit eerder gecomponeerde stukken, met name drie cantates, die voor wereldse aangelegenheden waren geschreven, zoals een vorstelijke verjaardag. Misschien is het niet alleen de enorme tijd- en werkdruk geweest die Bach ertoe heeft doen besluiten om in totaal 17 gedeelten uit de Cantates BWV 213, 214 en 215 over te nemen. Immers, de eerdere gelegenheden waarvoor ze waren gecomponeerd, waren eenmalig en voor een zeer beperkte kring van toehoorders. Bij een componist van het kaliber van Papa Bach is het echt ondenkbaar dat gebrek aan muzikale invallen de reden voor die parodieën zou zijn geweest. Hoe het ook zij, Bach heeft op deze wijze in ieder geval enkele heel bijzondere muziekstukken voor de totale vergetelheid gespaard door ze, in min of meer aangepaste vorm, voor deze gelegenheid over te nemen. Dat geldt met name voor de grote koren ter inleiding en voor een aantal belangwekkende aria’s.

Harmonisch geheel
Bij nadere beschouwing valt vrijwel nergens in dit Weihnachtsoratorium discrepantie te bespeuren tussen muziek en tekst, met één uitzondering wellicht: de tenor-aria Auf meinen Flügeln sollst du schweben uit de Hercules-cantate heeft Bach zonder meer overgenomen in de vierde cantate van het onderhavige oratorium als tenor-aria met de tekst Ich will nur dir zu ehren leben. Daar kan alleen extreme tijddruk als geldig excuus worden aangevoerd. Doch daartegenover staan enkele staaltjes van Bachs bijzondere scheppingskunst: al direct in de
eerste cantate vinden we de alt-aria Bereite dich Zion, afkomstig van de alt-aria Ich will dich ncht hören. Door enkele ware kunstgrepen is Bach erin geslaagd de afwijzing door geringe veranderingen onder meer door toevoeging van een oboe d’amore in een sfeer van blijde verkondiging te doen omslaan. In andere gevallen waren echter andere ingrepen nodig zoals transpositie wanneer een sopraanaria werd ‘omgezet’ in een alt-aria of toevoeging van meerdere instrumenten, zoals in het slaapliedje voor de jonge Hercules, dat in het Weihnachtsoratorium een wiegelied voor de kleine Jezus wordt.

Universele schoonheid
Ondanks het feit dat dit oratorium voor een zeer beperkte periode in het kerkelijk jaar bestemd is, kan men de muzikale schoonheid ervan voortdurend absorberen. Het werk blijft één van de meest fascinerende mijlpalen uit de muziekgeschiedenis.
___________
Afbeeldingen
1. Johann Sebastian Bach. Tekening van Jarko Aikens, Groningen 1985. Archief Heinz Wallisch.
2. Prins Leopold von Anhalt-Cöthen.
3. Johann Kuhnau (1660-1722), Bachs voorganger als Thomascantor.
4. Thomaskirche met links de Thomasschule te Leipzig.
5. De Evangelist Lukas. Illustratie overgenomen uit de Printbybel met 246 voorstellingen des Ouden & Nieuwen Testaments, A.D. 1698. reprint van Foresta, Groningen, ca. 1976.
6. Christus geboren, in het Evangelie van Lukas, beschreven. Illustratie overgenomen uit de bovengenoemde Printbybel.
7. Gezicht op Leipzig omstreek 1720. Ets Johann Georg Ringlin (1691-1761).