maandag 31 maart 2008

Brahms-composities op dinsdag 1 april via de radio, en een gloednieuwe Duitse Brahms-biogafie

Via Radio 4 en op WDR 3
Op dinsdag 1 april zal, via de publieke Nederlandse klassieke zender Radio 4, vanaf 13:02 uur in het eerste gedeelte van het Middagconcert van de KRO de Eerste Symfonie van Johannes Brahms (1833-1897) worden uitgezonden. Het Bambergs Symfonie Orkest wordt dan gedirigeerd door Jonathan Nott. Later op de dag, in de avonduren zullen er via de Westdeutsche Rundfunk (WDR 3) ook nog liederen van Brahms worden gepresenteerd. Dat zal zijn in de reeks Konzert vanaf 20:05 uur. Na een werk van Joseph Haydn (1732-1809) volgen van Brahms Ausgewählte Lieder. Na een compositie van Paul Hindemith (1895-1963) worden, tot besluit van het concert, dat tot 22:00 uur duurt, nog eens vier liederen van Brahms uitgezonden op gedichten van Klaus Groth (1819-1899), die de Regenliederzyklus vormen. De sopraan Ruth Ziesak wordt daarbij begeleid door de pianist Gerold Huber.

Johannes Brahms: Symfonie nr. 1 in c kl.t., opus 68 (1854/1876)

Instrumentatie: 2 fluiten, 2 hobo’s, 2 klarinetten, 2 fagotten, contrafagot, 4 hoorns, 2 trompetten, 3 trombones, pauken en strijkers.

1. Un poco sostenuto – Allegro ― 2. Andante sostenuto ― 3. Un poco Allegretto e grazioso ― 4. Adagio – Più Andante – Allegro non troppo, ma con brio. (Speelduur ongeveer 47 minuten.)

'De Tiende Symfonie'
Reeds meer dan een eeuw bestaat het misverstand dat de dirigent Hans von Bülow [1] Brahms' Eerste Symfonie van als ‘Beethovens Tiende’ zou hebben gekwalificeerd. In werkelijkheid heeft von Bülow dit opus echter ‘De Tiende Symfonie’ genoemd — en daarmee bedoelde hij de tiende symfonie die (ooit) werd gecomponeerd. Hij wilde de rangorde dan ook helemaal niet zodanig dat Brahms’ Eerste na de Negende van Beethoven zou worden geplaatst, maar dat Brahms’ opus 68 tussen Beethovens Tweede en de Eroïca zou worden opgesomd. Met de ‘Eerste Symfonie’ bedoelde von Bülow dan ook niet die van Beethoven maar Mozarts Jupiter Symfonie.
Zelf had Brahms tijdens het componeren van de Eerste wel steeds het gevoel dat Beethoven over zijn schouder mee keek, vooral wanneer hij met zijn symfonie worstelde. Dat laatste zal mede de oorzaak zijn geweest voor het feit dat hij zo lang over die eersteling heeft gedaan. Gezien de datering lijkt het dat Brahms meer dan twintig jaar voor het werk nodig heeft gehad, maar in werkelijkheid is dat vijftien jaar en dan — vanzelfsprekend — niet onafgebroken. Het uiteindelijke resultaat kwam tot stand in de jaren 1874/76 en daarbij is het eerste deel ook nog geheel omgewerkt, en werden de drie andere vervangen door geheel nieuw materiaal.

Un poco sostenuto – Allegro
In de langzame inleiding van 37 maten bevindt zich de thematische kiemcel waaruit het gehele eerste deel van de symfonie voortspruit. De motieven ervan werken echter nog door tot in de finale. Na de inleiding schrijden twee ‘tegenbewegingen’ vanuit de basistoon c voort: de ene dalende in de houtblazers en altviolen, de andere strijgend in violen en celli. Samengevoegd vormen deze beide thema’s het hoofdthema waarmee het Allegro inzet. De hobo — het instrument bij uitstek voor Brahms om dieperliggende gevoeligheden uit te drukken — laat het neventhema horen. Dan volgt een sterk geaccentueerd motief dat van de alten op de andere strijkers overgaat en bredere vormen aanneemt, om daarna de uitwerking en de reprise tot hoogtepunten op te stuwen. Vervolgens wordt de coda aangekondigd door het voornaamste motief uit de inleiding. Alle opgestuwde spanning vindt uiteindelijk een rustpunt in C-groot.

Andante sostenuto
Een ingetogen stemming kenmerkt het Andante sostenuto. Het hoofdthema klinkt in de violen en fagotten. Dan volgt een concertant gedeelte waarin hobo, klarinet, celli en contrabassen elkaar afwisselen in de leiding. In het tweede deel van het hoofdthema neemt de soloviool het woord, hier en daar ondersteund door de hoorn. Het lijkt wel of Brahms hier een vioolconcert in miniatuur presenteert: een schitterende en dankbare partij voor de concertmeester van het orkest.

Un poco Allegretto e grazioso
Evenals het tweede deel is ook het Poco allegretto veel korter van stof dan de beide hoekdelen van deze symfonie. Alle motieven worden hier door houtblazers voorgesteld. De klarinetten laten het hoofdthema horen; fluiten, hobo’s en fagotten nemen de overige motieven voor hun rekening. De reprise wordt niet uitgewerkt, maar blijft steken in aanzetten. Men zou kunnen spreken van een ‘open einde’.

Adagio – Più Andante – Allegro non troppo, ma con brio
De finale zet in met een Adagio. De houtblazers brengen een dalend motief ten gehore en daartegenover klinkt in de violen een stijgend motief, waaruit later het hoofdthema ontstaat. Opgewonden strijkersklanken wijzen op dreigend onheil, maar dan klinkt in de hoorn een heldere melodie. — Brahms zond deze in een brief van 12 september 1868 aan Clara Schumann met de verklaring: “Also blus das Alphorn heut”. — De fluit speelt dit motief na en dan intoneren de trombones een kort koraal. De toonsoort verandert van mineur in majeur, en het tempo wordt aanmerkelijk versneld. Het breedsprakige hoofdthema vindt zijn bekroning in een vreugdehymne met volle strijkersklank.
Brahms heeft Schillers ode An die Freude uit Beethovens Negende Symfonie tot voorbeeld genomen. De een of andere hooggeplaatste persoonlijkheid heeft daarover eens tegen de componist opgemerkt dat die overeenkomst toch wel merkwaardig was. Er wordt beweerd dat Brahms toen heeft geantwoord: “Jazeker, en het is nog merkwaardiger dat iedere ezel dat direct hoort.”

Nieuwe Brahms-biografie
Toen Robert Schumann in 1853 voor het eerst met de toen twintigjarige Johannes Brahms had kennisgemaakt, was deze van mening dat hij een "geroepene" had ontmoet, en dat dit ook in zijn voorkomen tot uitdrukking kwam. Schumann, die toen nog drie jaar zou leven, waarvan de laatste periode in totale geestelijke verwarring, bleek de juiste blik te hebben gehad: die toen nog zo jonge, uit Hamburg afkomstige Brahms — die daar onder invloed van een voortreffelijke leermeester in een sfeer had gewerkt, welke door Schumann werd omschreven als "dunkle Stille" — zou één van de belangrijkste componisten van de tweede helft van de negentiende eeuw worden, en het ook daarna, en niet aleen maar in het kader van zijn scheppingsperiode, blijven tot op de huidige dag.
Muziekwetenschapper Malte Korff, die al eerder bij dezelfde uitgeverij twee biografieën van componisten in het licht heeft gegeven in de reeks dtv portrait — Johann Sebastian Bach, respectievelijk Franz Schubert — laat ons kennismaken met de familie waarin Brahms opgroeide, met zijn ontwikkeling en zijn werkzaamheid als dirigent en pianist, en tevens met de privé-persoon. Zo ontstaat het portret van een veelzijdig wezen als mens en als musicus. Voorts biedt dit nieuwe boek een uitstekende inleiding op het oeuvre van deze onvergankelijke muziekmeester.
___________

Malte Korff: Johannes Brahms — Leben und Werk.
260 pag. met 39 zwart/wit foto's in katern, paperback in de reeks dtv premium. Deutscher Taschenbuch Verlag, München, februari 2008.
ISBN 978-3-423-24656-9. Prijs 15,– (in de gehele BRD en in ons land bij Boekhandel Die Weisse Rose te Amsterdam).
____________

[1] Hans Guido, Freiherr von Bülow (1830-1894), Duits pianist, dirigent en componist. Eerste echtgenoot van Franz Liszts dochter Cosima, voordat deze met Richard Wagner in het huwelijk trad.
____________
Afbeeldingen

1. Johannes Brahms, tekening van Jarko Aikens, 1985.
(Archief Heinz Wallisch.)
2. Hans von Bülow (1830-1894).
3. Clara Schumann (1819-1896), pianiste en componiste.
4. Voorplat van de nieuwe Brahms-biografie in de reeks dtv premium.

De Falla Composer of the Week op BBC Radio 3

De komende week, van maandag 31 maart tot en met vrijdag 4 april, is Manuel Maria de Falla y Matheu Composer of the Week in de gelijknamige reeks muziekprogramma's van BBC Radio 3.
Iedere middag tussen 13:00 uur en 14:00 uur — en 's avonds in de herhaling, tussen 21:45 uur en 22:45 uur — wordt muziek voorgesteld van deze Spanjaard, die als componist de eerste van deze Iberische natie was die kon worden beschouwd als van wereldformaat. Hij werd in november 1876 in het Spaanse Cadíz geboren en stierf negen dagen voor zijn zeventigste verjaardag te Alta Gracia in Argentinië.
De Falla is erin geslaagd het Franse ididoom van Claude Debussy en Maurice Ravel met de Spaanse folklore te laten samensmelten. Hoewel deze muziekmeester veelal wordt beschouwd als de meest vooraanstaande componist van Spaanse bodem, heeft hij toch een een zeer klein oeuvre nagelaten, helemaal voor zijn eigen instrument de piano. Toch heeft hij nog steeds de naam een subliem pianistComponist Manuel de Falla. Tekening van Tonny Groenhuysen, Buitenpost 1997 te zijn geweest, die hetzij zelf heeft meegewerkt aan de pianoversies van zijn opera La vida breve, alsmede van zijn beide balletten El amor brujo en El sombrero de tres picos. Ook is bekend dat hij dit soms niet zelf deed, maar erin toestemde dat anderen zijn composities voor piano hebben gewerkt.

Parijse periode
Drie weken voor zijn overlijden heeft Manuel de Falla tegen de Franse violist Gabriel Bouillon gezegd: "In Parijs heb ik zeven onvergetelijke jaren doorgebracht. Debussy, Ravel, Schmitt en Dukas waren mijn beste vrienden. . . .Dukas in het bijzonder. Hij zette mij aan tot componeren, hij maakte mijn werken in Parijs bekend. Daar heb ik mijn Nachten in Spaanse tuinen geschreven — ik was zo ver van Spanje dat ik de nachten misschien nog fraaier afschilderde dan ze in werkelijkheid zijn — dat ligt aan Parijs."
De Falla heeft in totaal vijf werken voor piano gecomponeerd, en daarvan is Nachten in Spaanse tuinen het enige voor piano en orkest. De ondertitel van dit stuk luidt Symfonische variaties voor piano en orkest; het werk is opgedragen aan de toen zeer prominente Spaanse pianist Ricardo Vines, die in Parijs had gestudeerd en daar tijdens zijn briljante carrière heeft gewoond. Hij heeft bijna dezelfde levensjaartallen als de componist: 1875-1943. Hij was ook degene, die de Falla ervan had weten te overtuigen dat de serie nocturnes waaraan de componist in 1909 was begonnen beter tot zijn recht zou komen in een versie voor piano en orkest.
____________
Afbeelding: Manuel de Falla, in 1997 getekend door Tonny Groenhuysen, Buitenpost, NL. Collectie Heinz Wallisch.

woensdag 26 maart 2008

Christopher Hogwood prepareert het Martinů-jaar

Hogwood en Martinů
De Nederlandstalige Belgische radiozender Klara besteedt op donderdag 27 maart in het muziekprogramma Orlando — dat wordt uitgezonden tussen 19:08 uur en 22:08 uur — aandacht aan de klavecinist en dirigent Christoher Hogwood (geboren 1941), die in zeer sterke mate wordt geïnspireerd door de Tsjechische componist Bohuslav Martinů (1890-1959). Deze heeft, samen met Leoš Janáček (1854-1928), het (klank)beeld van de Tsjechische muziek in de eerste helft van de twintigste eeuw in hoge mate bepaald. Over die beiden kan, achteraf gezien worden toegevoegd dat zij de twee beste componisten van dat gebied, gedurende de gehele twintigste eeuw zijn geweest.
Wie reeds nu een voorproefje van de muziek van Bohuslav Martinů wil horen, kan terecht op de website van Christopher Hogwood, alwaar men het Concert voor twee violen en orkest van deze componist kan beluisteren.

Drie Martinů-werken
De uitzending van Orlando op donderdagavond bestaat uit negen onderdelen, waarvan de drie middelste composities van Martinů zijn, en Christopher Hogwood als dirigent van het Tsjechisch Filharmonisch Orkest optreedt. Meer daarover op de site van Klara.

Afbeeldingen
1. Klavecinist en dirigent Christopher Hogwood.
2. Componist Bohuslav Martinů.

maandag 24 maart 2008

Gustav Mahlers Eerste Symfonie onder Eschenbach woensdag 26 maart 's avonds op Mezzo-televisie

Eschenbach-versie
Op woensdag 26 maart, tussen 20:30 uur en 22:05 uur, kunt u kijken en luisteren naar een uitvoering van de Symfonie nr. 1 in D groot, Der Titan van Gustav Mahler (1860-1911), gecomponeerd in de jaren 1884/88. Het Orchestre de Paris zal worden geleid door Christoph Eschenbach, die zijn carrière als pianist inmiddels vrijwel geheel heeft ingeruild voor die van dirigent. Het betreft een opname uit 2007 van een concert dat in de Salle Pleyel werd gegeven.
Over deze symfonie hebben we al eerder een omvangrijk artikel met achtergronden over leven en welzijn van de componist, het ontstaan van de symfonie entevens een uitgebreide toelichting op het werk gepubliceerd op de fin de siècle website All art is quite useless van Rond 1900.nl.
__________
Foto: Christoph Eschenbach hier in 2000 met het Orchestre de Paris.

zaterdag 22 maart 2008

Acrostichon voor klarinetsolo, van Ludo Geloen gaat zondagochtend in première te Diksmuide

Nieuwe compositie
Zondagochtend om 11:00 uur gaat in de Kunstgalerij Montanus 5 in het Belgische Diksmuide het nieuwste, korte maar krachtige werk van organist, beiaardier, componist en schrijver Ludo Geloen in première. Het is een stuk voor klarinetsolo dat voor het eerst zal worden voorgesteld door de jonge Belgische klarinettiste Limke Vanblaere, aan wie deze compositie ook is opgedragen. De componist heeft zelf enige toelichtende regels geschreven, die we hier zonder meer kunnen overnemen, aangezien deze aan duidelijkheid niets te wensen overlaten.

Acrostichon
Een acrostichon (ook: naamdicht of lettervers) is een gedicht waarvan bepaalde, meestal de eerste, letters van iedere regel of strofe, achter elkaar gelezen zelf ook een woord of zin vormen. Acrostichon is een samenvoeging van de Griekse woorden akros (ακρος — uítstekend) en stichos (στιχος — rij, vers).

Het bekendste voorbeeld is de tekst van het Nederlandse volkslied, het Wilhelmus, waarvan de eerste letters van de originele coupletten samen de naam 'Willem van Nassov' vormen.
Het boek Klaagliederen in de Bijbel is bijna geheel in de vorm van het acrostichon gebouwd op het 5de hoofdstuk na. Op één na zijn alle vijf klaagliederen alfabetisch volgens de 22 letters van het Hebreeuws alfabet.
Ook de Psalmen 9, 10, 25, 34, 37, 11, 112, 119 en 145 in de Bijbel vormen een acrostichon met de letters van het Hebreeuwse alfabet.

Elke letter werd voorzien van een noot, zo ontstond een melodie van 11 klanken. De tweede muzikale zin begint met de tweede noot en de eerste noot schuift op naar de laatste plaats. Dit inhaalmanoeuvre zet zich voort tot de oorspronkelijke melodie terug gevormd is. Het is een soort muzikale estafette.

De gehele partituur kunt u zien onder deze link.


Foto: organist, beiaardier, componist en schrijver Ludo Geloen.

De tweede foto van Limke Vanblaere en de componist, net voor het concert op Eerste Paasdag om 11:00 uur, is op zondagavond 23-03 toegevoegd.


zondag 9 maart 2008

Werken van Henri Dutilleux in Performance on 3

Tot op hoge leeftijd actief
Zowel op maandag 10 maart, alsook op dinsdag 11 maart zullen in het programma
Performance on 3 van BBC Radio 3 — beide keren tussen 20:00 uur en 21:45 uur — werken worden uitgevoerd van de Franse componist Henri Dutilleux, geboren in 1916, en ook als 92-jarige nog steeds actief in zijn vak.
Het betreft twee verschillende concerten waarbij het werk van deze Fransman centraal stond. Het eerste werd gegeven door het BBC National Orchestra of Wales onder leiding van Jac van Steen, die
principal guest conductor van dit orkest is; het tweede door hetzelfde ensemble onder leiding van een der andere dirigenten van dit orkest Thierry Fischer.

Concert van maandag 10 maart
Ingebed tussen de
Valses nobles et sentimentales van Maurice Ravel en La Mer van Claude Debussy, zal Dutilleux' Celloconcert Tout un monde lointain uit 1970 worden gespeeld, dat zal worden gevolgd door de liederencyclus met de titel Correspondences uit 2003. Solist in het eerste van deze beide werken is de cellist Gautier Capucon, die een heel zware, doch dankbare taak te vervullen had. Sopraan Claron McFadden stelt de liederen voor.
Meer informatie over enkele werken van deze componist is te vinden bij The Ensemble Sospeso, New York.
Het Performance on 3-concert van dinsdag 11 maart werd, net als dat van maadag 10, een maand geleden gegeven in St David's Hall te Cardiff, ter ere van de muziek van Henri Dutilleux. Gegevens over dat tweede concert met vijf composities, waarvan één uit de koker van Béla Bartók stamt, zijn te vinden op de website van de BBC, afdeling Performance on 3.

De componist
Henri Dutilleux werd in 1916 te Angers geboren in een gezin dat de kunsten zeer was toegenegen. Hij studeerde aan het Parijse conservatorium, en hem werd in 1938 de Prix de Rome toegekend. In de jaren 1944 tot 1963 was hij hoofd van de muziekafdeling van Radio France, en vanaf 1961 doceerde hij compositieleer aan de École normale de musique. In 1967 werd Maître Dutilleux onderscheiden et de Grand Prix National de la musique.

Hij componeerde voornamelijk instrumentale muziek, maar eveneens het ballet Le Loup (1953), twee symfonieën (1951 resp. 1956), Metaboles voor orkest (1965) en het al snel internationale vermaard geworden celloconcert Tout un monde lointain.

Mstislav Rostropovitsj
Toen Dutilleux in 1961 op toernee door de Sovjetunie
reisde, kreeg dirigent Igor Markevich diens Eerste Symfonie onder ogen en sprak hij daarna over deze Franse collega — Markevich was zelf niet alleen een vermaard dirigent, maar hij was zelf eveneens vast verankerd in het proces van componeren — met de Russische cellist Mstislav Rostropovitsj, die onmiddellijk door de muziek van Dutilleux werd gegrepen, en de mening was toegedaan dat binnen diens oeuvre een groot werk voor zijn instrument tot de mogelijkheden moest behoren. Daarop arrangeerde Markevich enkele maanden later in de Franse hoofdstad een ontmoeting tussen de beide heren. Om het een wat officieel tintje te geven, werd het Lamoureux Orkest — waaraan Markevich sedert 1958 als vaste dirigent was verbonden — de opdrachtgever, maaral spoedig werd de bestelling van het Celloconcert in feite een opdracht van Rostropovitsj.

Parallellen
Net in die periode las de componist het integrale werk van de Franse dichter Charles Baudelaire (1821-1867) opnieuw: dit in het kader van een balletproject dat het Ministerie van Cultuur ter gelegenheid van de honderdste sterfdag van die dichter wilde organiseren, doch hetgeen op niets uitliep. Doordat Dutilleux echter volkomen in beslag genomen was door de wereld die in Baudelaire's poëzie was gecreëerd, zag hij hier een basis voor de sfeer die hij in de muziek van het Celloconcert wilde creëren.
Het solo-instrument zou de rol van 'medium' moeten vervullen en alle delen van het concert moesten worden gebaseerd op een versfragment uit Les Fleurs du Mal, en in het bijzonder uit het onderdeel La Chevelure — een suite van drie gedichten daaruit die in een roes de vlucht beschrijven naar "Tout un monde lointain, absentpresque défunt . . ."

Grenzen verleggen
De bijzondere kwaliteiten van de cellist Mstislav Rostropovitsj verschaften Henri Dutilleux een breder scala aan mogelijkheden dan die welke tot op dat moment de grenzen van de cello voor een componist bepaalden. Vondsten met betrekking tot timbre en vibrato, die tot dan toe (letterlijk) ongehoord waren, komen in dit Celloconcert aan bod. Ook de samenwerking tussen cellist en componist bleek van bijzonder allure. Vanaf de eerste orkestrepetities was de cellist
aanwezig en maakte hij zich de details van het concert eigen. Tijdens het festival te Aix-en-Provence in 1970 werdde wereldpremière gegeven met het Orchestre de Paris onder leiding van Serge Baudo (* 1927).
Vele muziekkennerswaren zich bewust dat zij getuigen waren van iets dat als 'muzikale openbaring' zou kunnen worden aangemerkt. Voor Rostropovitsj was het inmiddels de 52ste compositie die hij als eerste ten gehore bracht, en toch was dit ook voor hem een heel bijzondere gebeurtenis. Ondanks de mistral, die in juli behoorlijk kon toeslaan, werd besloten het gehele concert te bisseren. Aangezien de compositie een duur van 26 minuten heeft, is dat een zeldzaaheid in de annalen van het concertwezen.

De eerste Parijse uitvoering had in januari 1971 moeten plaatsvinden, maar als gevolg van 'buitenmuzikale gebeurtenissen' kon Rostropovitsj niet komen en zou het nog tot 30 november van datzelfde jaar duren voordat het in de Franse hoofdstad tot een presentatie van dit lang verwachte concert kon komen. Dirigent voor die gelegenheid was Paul Sacher (1906-1999).

Nieuwe weg ingeslagen
Voor Henri Dutilleux was er definitief iets veranderd. Met uitzondering wellicht van zijn orkestwerk Metaboles (1965), bleek hij een volstrekt nieuwe weg te zijn ingeslagen.
Het gebruik van Baudelaire's teksten als opschrift voor de vijf delen heeft niet geleid tot de aanpassing van de muziek aan de cadens van de gedichten. Integendeel, Dutilleux heeft uit Baudelaire's poëzie de kern gehaald welke de muzikale taal kan bedwelmen door het fenomeen der transfiguratie oftewel 'osmose'. Aanvankelijk had de componist dit celloconcert dan ook de titel Osmose willen geven.

Eén akkoord
Men zou kunnen zeggen dat de samenhang van de gehele compositie bestaat in de exressie van één enkel akkoord met de afleidingen daarvan. De ritmiek zorgt voor grote contrasten in de dynamiek, en de
instrumentatiekunst van Dutilleux zorgt ervoor dat de solopartij steeds op het eerste plan blijft, echter zonder dat daardoor de orkestpartij wordt overspeeld.

Literair celloconcert
I — Enigme

'Et dans cette nature étrange et symbolique . . .'
(Les Fleurs du Mal 27 – La Chevelure 3)


Dit eerste deel opent met een cadens van de solist en bestaat voor het overige uit vier variaties.


II — Regard

'. . . le regard qui découle
De tes yeux, de tes yeux verts,
Lac où mon âme tremble et se voit à l'envers . . .'
(Le Poison – Fleurs 49)


In dit andante concerteert de cello afwisselend met de verschillende strijkersgroepen of met de houtblazers. Er heerst een atonale atmosfeer, die kan worden vergeleken met de gespikkelde kleuren (pointillisme) in een schilderij van bijvoorbeeld Claude Monet. De solist herneemt de cadens uit het eerste deel, doch nu met een vragende ondertoon, waarna het hele orkest nog eens te horen is.


III — Houles

'. . . Tu contiens, mer d'ébène, un éblouissant rêve
De voiles, de rameurs, de flames et de mâts . . .'
(La Chevelure – Fleurs 23)


In dit derde deel domineren de blaasinstrumenten — klarinet en basklarinet, hobo en fluit schetsen beurtelings korte melodische fragmenten. De solist laat zich weer horen, al spoedig geïmiteerd door de piccolo in een vorm die dikwijls wordt herhaald. De cello maakt zich meester van een melodische lijn, voorgedragen door fluit en hobo. Dan treedt een orkestepisode in, gevolgd door het getingel van xylofoon en glockenspiel tegenover de houtblazers, als het ware samengevoegd met strijkerspizzicati. De solist wil zich opnieuw doen gelden, doch ook nu laat het orkest zich horen.
Het solo-instrument herneemt zijn functie door een nieuw thema op te nemen, dat echter zijn definitieve gestalte pas in het laatste deel zal krijgen. De klank van de ratel onderstreept het einde van deze passage, voordat de celloklank wegsterft via enkele boventonen, die nauwelijks merkbaar zijn.


IV — Miroirs

'Nos deux coeurs seront deux vastes flambeaux,
Qui réfléchiront leurs doubles lumières
Dans nos deux esprits, ces miroirs jumeaux.
(La Mort des Amants – Fleurs 121)


Slaginstrumenten en harp geven in dit deel aanvankelijk de toon aan en maken een zeer evenwichtige indruk. De marimba laat zich horen, gevolgd door het solo-instrument. De violen nemen de frase van de solist aan het einde van dit deel 'in spiegelvorm' over.


V — Hymne

'Garde tes songes:
Les sages n'en ont pas d'aussi beaux que les fous!'
(La Voix – Fleurs 2ème serie, 16)


Een machtig crescendo introduceert dit deel, dat een enorm contrast biedt met alle voorafgaande. Hout, koper, klavieren en strijkinstrumenten presenteren een akkoordenthema zoals dat in het eerste deel te horen was. Voorts ontstaat een motief dat eveneens het akkoord van zes tonen uit het begin van Miroirs was. Dit wordt via de tuttistrijkers aan de solist doorgegeven, die zijn intervallen steeds vergroot. Een laatste overweldigende variatie laat alle motieven uit de belangrijkste thema's horen, waarna het schijnt dat de solist alle mogelijkheden van zijn instrument heeft uitgeput.
Het is niet zonder diepere betekenis dat Dutilleux de cello heeft gekozen voor het vervullen van de rol van 'medium' tussen Baudelaire's universum en de wereld der muzikale klanken.


Afbeeldingen
1. Componist Henri Dutilleux.

2. De Nederlandse dirigent Jac van Steen.
3. Dirigent/componist Igor Markevich (1912-1983).

4. Cellist Mstislav Rostropovitsj (1927-2007) tijdens een concert in het Witte Huis te Washington in 1978.
5. Voorplat van een leren editie uit 1967 van Les Fleurs du Mal.
6. Dirigent Serge Baudo.
7. Dirigent Paul Sacher.
8. Dichter Charles Baudelaire. Fotoportret uit 1863 door Etienne Carjat (1828-1906).
9 t/m 13. Ornamenten uit de editie van 1967 van Les Fleurs du Mal.
14. Titelpagina van de bewuste editie.

zaterdag 8 maart 2008

Een uur pianowerken van de Belg Peter Benoit

Relatief onbekende meester
Voor wie wel houdt van het niet-alledaagse binnen de klassieke muziek, zij verwezen naar Radio 4 op zaterdag 8 maart in het laatste uur van de middag, als daar vier pianocomposities van de Belgische muziekmeester Peter Benoit (1834-1901) zullen worden voorgesteld. Drie van die werken zijn voor pianosolo en worden alle gespeeld door Jozef de Beenhouwer. Het vierde betreft Benoits Concert voor piano en orkest opus 43b, waarvan het jaartal van ontstaan niet wordt vermeld. Over de pianocomposities is ook vrijwel niets te vinden. Dat concert zal worden uitgevoerd door de pianst Luc Devos, die zal worden begeleid door het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen onder leiding van Frederic Devreese.
En als die werken u bevallen, en u ook geen problemen hebt met het zogenaamde laat-opblijven, luistert u dan nog vanaf ongeveer 23:00 uur naar Klara Radio, dat in het programma Scala, in aansluiting op de opera van die avond, ook nog voor middernacht de Derde en de Vierde Fantaisie van dezelfde Belgische componist zal uitzenden.
_________
Afbeelding: Peter Benoit in 1883, geschilderd door J. van Beers junior (1852-1927).

dinsdag 4 maart 2008

Sjostakovitsj' Negende donderdagavond op Mezzo

Opname uit 1985
Donderdag 6 maart, 's avonds tussen 22.35 uur en 23:30 uur zal de klassieke zender Mezzo een uitvoering presenteren van de Negende Symfonie, opus 70, gecomponeerd in 1945 van de grote Rus Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975). Het betreft een opname, die in 1985 werd gemaakt van een concert door de Wiener Philharmoniker onder leiding van Leonard Bernstein (1918-1990).
Een uitgebreid artikel met achtergronden over deze symfonie en daarin tevens een technische toelichting is te vinden op de website van Neerlands oudste muziektijdschrift Mens en Melodie.
__________
Op de foto: Leonard Bernstein in een van zijn extraverte momenten op de bok voor de Wiener Philharmoniker.