Twee uitvoeringen
Het Noord Nederlands Orkest onder leiding van chef-dirigent Michel Tabachnik zal zaterdag 15 november, 's avonds tijdens het concert van zijn ensemble — dat begint om 20:15 uur in de grote zaal van het Cultuurcentrum De Oosterpoort te Groningen — twee bijzondere werken uitvoeren van grootheden uit de muziekwereld van het fin de siècle in Oost-Europa. Als eerste van Leoš Janáček (1854-1928) het Dagboek van iemand die verdween (Zápisnik zmizelého), met daarin twee zangsolisten: mezzosopraan Cora Burggraaf, tenor Peter Hoare, en vijf vrouwenstemmen.
Na de pauze volgt het inmiddels al bijna een eeuw oude meesterstuk van de toen nog jonge Béla Bartók, Hertog Blauwbaards Burcht. Dit keer zal — in tegenstelling tot vorige uitvoeringen door het aan het NNO voorafgaande ensemble, in de eerste helft van de jaren zeventig en op 10 oktober 1984, beide gelegenheden in diezelfde zaal — een semi-scenische uitvoering worden verzorgd onder regie van Miranda Lakerveld. De bariton Jonathan Lemalu zal de partij van Hertog Blauwbaard zingen, de mezzosopraan Martina Prins zal tegenspel bieden als Judith.
Op zondag 16 november wordt het optreden herhaald in De Doelen te Rotterdam. Dat optreden begint eveneens om 20:15 uur.
Opera of dramatische symfonie?
Zeer dikwijls is gediscussieerd over het vraagstuk of men Bartóks opus 11 nu als opera dan wel als dramatische symfonie moet kwalificeren. Uiteraard is het mogelijk daarover van inzicht te verschillen, omdat het niet volstrekt voor de hand ligt dat er inderaad alleen maar sprake kan zijn van een opera. Dat is echter van geheel ondergeschikt belang wanneer men eenmaal de muzikale kwaliteiten van het stuk heeft onderkend. En die kwaliteiten zijn onmiskenbaar: de diatonische lijnen van de zangpartijen worden ondersteund door een orkestpartij, die rijk is aan harmonische vondsten. En als we de instrumentatie bekijken, is het ook duidelijk dat Béla Bartók (1881-1945) — die als dertigjarige toch nog niet kon beschikken over een zeer langdurige ervaring — wel wist wat hij nodig had om de vele contrasten binnen dit opus het best tot zijn recht te doen komen.
Instrumentatie
Naast een (sterk bezet) strijkorkest wenst Bartók vier fluiten — waarvan twee met piccoli —, twee hobo's, één Engelse hoorn, drie klarinetten — waarvan één aangevuld met een basklarinet —, vier fagotten — met één contrafagot —, vier hoorns, vier trompetten, vier trombones, bastuba, pauken, slagwerk, celesta, twee harpen en orgel.
Bartók heeft Blauwbaards Burcht reeds in 1911 gecomponeerd, maar het zou nog tot 1918 duren voordat de eerste uitvoering in Boedapest plaatshad. Bartók baseerde zich daarbij op een libretto in balladevorm van Béla Balázs (geboren als Herbert Bauer; 1884-1949), die zijn stof heeft ontleend aan Ariane et Barbe-Bleu van Maurice Maeterlinck (1862-1949). Maar ook de befaamde Literatuur-Nobelprijswinnaar (1911) Maeterlinck was niet de oorspronkelijke bron; die is te vinden bij de Franse sprookjesverteller Charles Perrault (1628-1703).
Het verhaal
Hertog Blauwbaard betreedt samen met de schone Judith zijn sombere burcht. Judith is in het geheel niet bang, ondanks de verschrikkelijke reputatie die de hertog alom geniet. Ze is verliefd op hem geworden en heeft haar familie en zelfs haar verloofde in de steek gelaten. Zij is vastbesloten licht te brengen in de duisternis die Blauwbaard omgeeft. Binnen wordt haar nieuwsgierigheid gewekt door zeven enorme stalen deuren, die alle op slot zitten. Zij doet een dringend beroep op Blauwbaard deze te openen. De hertog geeft toe: hij zal haar alle sleutels geven, behalve die van de zevende deur.
De eerste zes deuren verschaffen toegang tot respectievelijk de folterkamer, het arsenaal, de schatkamer, de schitterende tuin, weidse landerijen en een transparant Meer van Tranen. Overal ziet Judith druppels bloed. Blauwbaard doet dan verwoede pogingen om haar aandacht van de zevende deur af te leiden, maar Judith is vasthoudend: zij eist dat het mysterie wordt ontsluierd.
Dan geeft de hertog toe en overhandigt haar de zevende sleutel. Judith opent ook de laatste deur en daarachter bevinden zich de drie vrouwen van Hertog Blauwbaard, gekleed in prachtige gewaden, gekroond en behangen met juwelen. De hertog bekent dan aan Judith dat hij zijn eerste vrouw in de ochtend heeft ontmoet, de tweede 's middags en de derde in de avonduren.
Judith doet een poging Blauwbaard ervan te overtuigen dat zij zich niet met die drie vrouwen kan meten, maar de hertog kleedt ook haar in een oogverblindende mantel en kroont haar met diamanten. Hij is verbaasd over haar enorme schoonheid. Judith, die de hertog tijdens de nacht heeft ontmoet, zal de vierde en tegelijkertijd de mooiste van zijn vier vrouwen zijn. Totaal overrompeld door alles wat ze heeft gezien, volgt Judith de drie andere vrouwen door de zevende deur die achter haar dichtslaat.
Duisternis vult opnieuw de burcht.
Verschillende versies
Naast het Hongaarse origineel bestaan er ook tegelijkertijd verschenen versies in het Engels, Frans en Duits. De bijzonderheid van die vertalingen — evenals dat bij latere, zoals een Russische het geval zal zijn geweest — was zonder twijfel het zoeken naar passende woorden. Dat moet in deze context extra moeilijk zijn geweest doordat de klemtoon in het Hongaars altijd op de eerste lettergreep van een woord valt. Van de oorspronkelijk Duitse versie uit 1922 werd in 1963 een revisie vervaardigd door Wilhelm Ziegler/Füssl-Wagner.
De muziek volgt de tekst zeer getrouw, en het is niet ondenkbaar dat Bartók zich heeft laten verleiden tot het gebruik van zo'n uiterst dubieuze ballade als die van Balázs, aangezien deze zoveel muzikale mogelijkheden bood voor het openen van de zeven deuren. De muziek is pijnigend en verstorend tegelijk als de folterkamer en het arsenaal worden geopend. De daarop volgende deuren geven aanvankelijk toegang tot pracht en heerlijkheid van schatkamer, tuin en landerijen. Het weidse daarvan wordt in het koper tot driemaal toe herhaald, stralend in C-groot.
Doch zodra blijkt dat daarbij bloedvlekken niet ontbreken, wordt ook de muziek wilder en meer opgezweept. Na het Meer van Tranen volgt de extatische aanloop op de zevende deur, en direct daarna keert de muziek terug tot het punt van versluierend pianissimo. De vicieuze cirkel is rond, en alles zou opnieuw kunnen beginnen . . . .
____________
Afbeeldingen
1. Plaquette met daarop de Tsjechische componist Leoš Janáček.
2. Béla Bartók. Tekening van Jarko Aikens, Groningen, 1984. Collectie Heinz Wallisch (tevens ©).
3. Librettist Béla Balázs.
4. De Frans schrijvende, in Vlaanderen geboren auteur Maurice Maeterlinck; Nobelprijs Literatuur 1911.
5. Voorplat van een medio 20ste eeuwse bundel met sprookjes van Charles Perrault: Ma mère l'Oye, met daarin Barbe-Bleu.
6. De auteur Charles Perrault.
7. Nederlandse Amstel-pocket met Sprookjes van Moeder de Gans.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten