MUSICEERENDE ENGEL
Hoe komt hij in deez' aardschen tuin gedaald
Waar 't orgel staat? Vindt hij van ginds iets weder
In deze bloemen? Stil zet hij zich neder,
Schoon hij, nadenkend, nog te spelen draalt.
Dan brengt hij zijn zacht-lichtend aangezicht
Boven het boek welks bladeren beginnen
Te glanzen en hij leest de noten-zinnen
Terwijl zijn hand nog onbewogen ligt.
Doch als zijn vingers op de toetsen drukken
Ruischen de tonen naar het zoet verrukken
Van wat daarboven lovend stijgt: zijn stem.
Wie hem beluistren kon zou het een wonder
Weten omdat geen mensch zoo zong — ook zonder
Te zien de stille vleugels achter hem.
J.J. van Geuns (1893-1959). Uit: Gedichten uit drie rijken
C.A.J.van Dishoeck NV Bussum, 1930
__________
Zie hier voor het gedicht Rimbaud uit diezelfde bundel, geciteerd in een bijdrage van Sander Bink op het fin de siècle-weblog All art is quite useless van Rond 1900.nl.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten