donderdag 2 oktober 2008

Driemaal hetzelfde pianorecital van Klára Würtz — in Assen, Groningen en als laatste in Zutphen

Pianoleeuwin
Binnen vier dagen — eigenlijk zijn het er maar drie en een paar uur — geeft de internationaal vermaarde pianiste Klára Würtz driemaal een recital met vier van de grote klassieke werken uit het klavierrepertoire. Het eerste optreden is zaterdag 4 oktober, 's avonds in ICO De Schalm te Assen, om 20:15 uur; op zondag 5 oktober in de namiddag om 15:00 uur is Groningen aan de beurt in de Remonstrantse Kerk, en komende dinsdagavond 7 oktober wordt de korte reeks — georganiseerd door het Impresariaat Muziekklassiek! te Groningen — besloten in de Rabobank Buitensociëteit De Hanzehof, Zutphen, om 20:00 uur.
Alle drie voordrachten zullen op een Bösendorfer-vleugel worden gegeven. Zo'n instrument is standaard in De Hanzehof te Zutphen; voor de beide optredens in Assen en Groningen heeft Cornelis Hofmann speciaal een grote Bösendorfer gehuurd.

Voor zoveel mannelijke collega's van Klára Würtz is de kwalificatie pianoleeuw dan wel klavierleeuw gebruikt, maar voor een vrouw die de toetsen en de pedalen van dat magistrale instrument met evenveel brille en intelligentie beheerst, ben ik dat nog nooit tegengekomen. Daarom heb ik dat benaming aan de kop van deze alinea geplaatst, vanzelfsprekend alleen omdat het op Klára Würtz van toepassing is.

Bach: Partita voor klavier
Bewust heb ik ook het begrip klavierrepertoire gebruikt, aangezien de eerste compositie die Klára Würtz speelt, van Johann Sebastian Bach (1685-1750) afkomstig is en die voor het creëren ervan wel een klavier, maar geen fortepiano, heeft gebruikt. Pas tegen het einde van zijn leven zou de grootmeester der muzikale Barok in aanraking komen met het toen splinternieuwe, interessante en andere mogelijkheden biedende instrument.
Ooit gold de Partita in Bes groot zelfs als eerste onderdeel van de Klavierübung — opus 1, maar wij kennen die compositie onder het BWV-nummer 825. Deze is zowel bij het concertpubliek, alsmede bij pianostudenten zeer geliefd vanwege de beknoptheid van de verschillende delen.
Het is de eerste van zes Partita's (BWV 825-830), die Bach tussen 1726 en 1731 — ieder jaar één — persoonlijk heeft geëtst en vervolgens in eigen beheer heeft uitgegeven. Deze Partita's zijn de eerste composities, die Bach in druk heeft gepubliceerd.

Beethoven: Mondschein-sonate
Van de beide sonates uit opus 27, die de reus Ludwig van Beethoven (1770-1827) heeft gecomponeerd, mocht en mag de eerste op— ten onrechte — heel wat minder aandacht van de zijde der luisteraars rekenen, en dat heeft er ongetwijfeld mede voor gezorgd dat het de minst bekende van zijn 32 sonates is gebleven Heel anders is het gesteld met de tweede sonate uit datzelfde opus. Niet alleen is de bekendheidsgraad aanmerkelijk ruimer door een grotere mate van geliefdheid bij het 'pianopubliek', maar zeker heeft de enorme publiciteit, die deze Mondschein-sonate te beurt is gevallen, bigedragen tot een wereldwijde bekendheid. Op geen enkele andere compositie van Beethoven is zo lyrisch gereageerd, is zoveel geschreven, gefabuleerd en gefantaseerd. Dat is mede veroorzaakt door de opdracht, die Beethoven aan deze sonate heeft verbonden: bestemd voor de 16-jarige gravin Giulietta Guicciardi. Niet weinigen zagen in haar Beethoven zogeheten onsterfelijke geliefde. Die verkeerde interpretatie heeft, zo mogen we vandaag nog gerust veronderstellen, bijgedragen tot het ontstaan van de kwalificatie Mondschein. De mare dat deze kwalificatie van de Duitse dichter, componist en tevens criticus Ludwig Rellstab (1799-1860) [1] in de wereld is gezet, is tot op de huidige dag overeind gebleven. En dat die toegevoegde titel eveneens zo'n lang leven beschoren is, zal niet in de laatste plaats te danken zijn aan het feit dat de titel Mondschein niet alleen zoveel harten sneller doet kloppen — want 'maanziekte' en verliefdheid vormen veelal een positieve combinatie —, maar eveneens doordat het begrip, zij het meestal onbewust, het gemoed prikkelt tot zoveel diverse beelden.

Twintigste-eeuws
De meest eigentijdse compositie die Klára Würtz zal voordragen, is inmiddels ook al weer bijna een eeuw oud: de Suite, opus 14 van Béla Bartók (1881-1945), ontstaan in 1916. Het is een tamelijk wijd verbreid gegeven dat Bartók zich — evenals en niet zelden samen met zijn landsman en collega-componist Zoltán Kodály (1882-1967) — zeer nadrukkelijk heeft beziggehouden met onderzoek naar de traditionele volksmuziek en deze in eigen composities, samen met andere elementen en 'nieuwigheden' tot een eigentijds klankidioom heeft verwerkt.


Dat is ook het geval in de vierdelige Suite, waarin meer dan alleen sporen van oorspronkelijke 'Balkanmuziek' zijn terug te vinden, doch eveneens van Arabische volksmuziek, die Bartók drie jaar voor het voltooien van deze Suite aan zijn verzameling muzikale folklore had toegevoegd. Oprechte vreugde is te vinden in de schrille dissonanten die het tweede deel van deze suite — het scherzo — kenmerken.

Schumann tot slot
Na de pauze presenteert Klára Würtz haar interpretatie van de Acht Fantasiestücke, opus 12 uit 1838 van Robert Schumann (1810-1856). Deze eerste reeks Fantasiestukken — later zou Schumann een reeks opnieuw die benaming geven: opus 111 (1851)— zijn ontstaan op basis van de Fantastische Vertellingen van de dichter, componist — en: ook alweer — (muziek)criticus Ernst Theodor Amadeus Hoffmann (1776-1822), die in onze tijd binnen de wereld van het muziektheater bljvende bekendheid heeft gehouden door de opera van Jacques Offenbach (1819-1880) Les contes d'Hoffmann uit , welke door de Nationale Reisopera in het achterliggende seizoen op zon grandioze manier voor het voetlicht werd gebracht. Ook die vertellingen met weliswaar humoristische, doch evenzeer scurriele elementen, hebben zeer tot de verbeelding van niet alleen diens tijdgenoten gesproken.
Die elementen hebben ook de romanticus Robert Schumann in hun ban gehouden, en daarna zijn ze een mijlplaal geworden en gebleven binnen de pianomuziek uit de Romantiek. Een jeugdig gevoel van levensvreugde en gepassioneerde gevoelsuitingen wisselen elkaar binnen de delen af, evenals diverse andere elementen die in het dagelijks leven op dit ondermaanse een, al dan niet vooraanstaande, rol kunnen spelen in de ontwikkelingsgeschiedenis van elk individu, en daar hoorden in het tijdperk waarin deze Fantasiestücke zijn ontstaan, al die elementen tussen droom en daad, tussen wensen en werkelijkheid als een onmisbaar bestanddeel bij.
Al die schakeringen heeft de jonge geniale componist perfect weten te integreren.
__________
[1] Zeven van Heinrich Friedrich Ludwig Rellstabs gedichten zijn door Franz Schubert opgenomen in diens Schwanengesang.
____________
Afbeeldingen
1. Pianiste Klára Würtz. (Foto van Marco Borggreve.)
2. Johann Sebastian Bach, getekend door Jarko Aikens, Groningen 1985. Archief Heinz Wallisch.
3. Miniatuur met afeelding van Gravin Giulietta Giucciardi.
4. Partituurgedeelte uit het Scherzo van Bartóks Suite opus 14.
5. Robert Schumann. Tekening van Jolien Eijkhout, Groningen 2005. Collectie Heinz Wallisch.

Geen opmerkingen: