zondag 5 oktober 2008

Klára Würtz en een Bösendorfer-concertvleugel

Vergelijkingen
Laat ik hier vooropstellen dat elke vergelijking in principe mank gaat . . . . . tenzij men erin slaagt randvoorwaarden te creëren die een vergelijking binnen een bepaald kader zodanig stileren dat zo'n snode daad binnen redelijke proporties blijft. Het zij mij derhalve vergund om op twee punten in dit betoog van de rechte weg af te dwalen en een poging tot een homerische vergelijking te wagen. Eerst tussen twee vrouwen wier beider voornaam zowel als de familienaam uit vijf letters bestaat: Clara Wieck en Klára Würtz. Doch daarbij heb ik mijzelf reeds met een bijzondere handicap opgezadeld: van die Clara Wieck ken ik het pianospel niet anders dan uit berichten van haar tijdgenoten, al dan niet uit de wereld van de muziek; ook en vooral doordat er in de jaren toen zij als virtuoze optrad, helaas nog geen opnameapparatuur bestond die belangstellenden achteraf in staat kon stellen om via geluidsdragers (nogmaals) kennis te nemen van het eerder gebodene. Wel betekenen de uitspraken van Schumann en Brahms veel, doch niet alleen over Clara Wiecks ware artistieke kwaliteiten, aangezien deze beide heren tevens andere belangen hebben nagestreefd dan de oorstrelende klankschoonheid die zij met haar handen en haar voeten heeft weten te bewerkstelligen: die beide vrienden èn mededingers verlangden eveneens al het eventueel beschikbare dat zich tussen die extremiteiten van Clärchen bevond.
Anders ligt zoiets bij het universele Europese genie Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832) — die, hoe ouder hij werd, des te meer hij zich met muziek ging bezighouden —; hij heeft Clara Wiecks spel in 1831 in Weimar gehoord. Daarvan was hij, evenals zovele andere grootheden uit kunst en cultuur van die dagen, diep onder de indruk. Daarom heeft hij haar zijn medaille met inscriptie gegeven, en volgens de overlevering zou Goethe bij die gelegenheid hebben gezegd dat ze "over de kracht van zes knapen beschikte", een uitdrukking die tevens aan bod komt in een verfilmde impressie over het leven van het echtpaar Schumann — Frühlingssinfonie (1983) van Peter Schamoni, met Nastasja Kinski in de rol van Clara.
Vertrouwend op het fingerspitzengefühl van Goethe durven we de stelling aan dat onze huidige Klára qua uitvoerend kunstenaar niet onderdoet voor haar naamgenote van anno dazumal.

Frêle krachtbron
Aan die bijzondere uitdrukking van Goethe werd ik herinnerd toen ik hedenmiddag in de Remonstrantse kerk te Groningen het eerder op dit net aangekondigde recital van Klära Würtz heb bezocht. De eerste notitie die ik maakte tijdens haar Bach-voordracht was "frêle krachtbron".
Zij had een grote Bösendorfer-vleugel ter beschikking, evenals zaterdag in Assen en dinsdag in Zutphen. Haar gestalte doet geenszins vermoeden dat zij over een bijna onuitputtelijke kracht en onbegrensde macht over het magistrale instrument beschikt. Zo'n associatie met Clara Schumann-Wieck kwam dan ook niet door dat ene tijdens het recital openstaande venster binnenwaaien.
Introvertie en innigheid, zoals in Beethovens Mondschein-sonate en in Schumanns Fantasiestücke, zijn bij haar in even vertrouwde handen als de niet zelden mathematische motoriek vereisende Bartók. Het begin van diens Suite wekte associties met het Allegro barbaro van dezelfde magistrale muzikant.
Dat ze met Bach begon — hoe goed zoveel andere instrumenten ook zijn, nooit eerder heb ik zoveel waardering kunnen opbrengen voor een piano-uitvoering van een klavierwerk van Bach.
Hoewel ik reeds aan het begin van mijn recensententijd — dat was hèt tijdperk waarin het streven naar een zo waarachtig mogelijke authenticiteit prevaleerde, en er daardoor ook bezwaren tegen Bach op piano bestonden — de mening was toegedaan dat er meer wegen bestonden die naar Papa Bach (konden) leiden, ging ik toch altijd weer met een tamelijk bezwaard gemoed een piano-uitvoering van één van diens Klavierwerke tegemoet. Dat purisme van het midden der jaren zeventig en daarna is gelukkig enigszins gerelativeerd.
En juist het gegeven dat Klára Würtz haar voordracht met J.S. Bach begon, stelde de luisteraar heel goed in staat vast te stellen dat geen van de drie andere 'aanwezige' componisten op die manier muziek zou hebben kunnen schrijven als Bach — dan wel een vergelijkbare grootheid — niet al die werken voor de vele volgende generaties zou hebben gecreëerd.

Akoestisch
Drie weken geleden traden er twee musiciënnes in dezelfde ruimte op. Toen was er, met een kleinere Kawai-vleugel en een violoncello met een grote toon, flink wat overakoestiek in de kerk. Dat was nu alleen in de fortissimo-gedeelten in Schumanns Fantasiestücke enkele malen heel even aan de orde, maar met een zeer zinvol pedaalgebruik hield Klára Würtz dat goed binnen de perken.
Daartegenover stond de ruimte van zaterdagavond in Assen, waar volgens de organisatie "bedroevend weinig mensen" op afgekomen waren, en waar "totaal geen akoestiek is", zoals een bezoeker van de beide optredens — iemand van de firma Bol, die de Bösendorfer voor de twee concerten heeft geleverd — mij toevertrouwde. Nu is één van de wezenskenmerken van vrijwel ieder kerkgebouw dat aldaar een ietwat holle akoestiek heerst, welke in veel optredens als overakoestiek wordt ervaren. Mede daarom is het zeer groot belang dat er flink wat publiek op muziekgebeurtenissen — en niet alleen in kerkgebouwen — afkomt, aangezien dit in gunstige zin remmend werkt. Het is echter niet de bedoeling dat mensen hun jas meenemen en in de concertruimte over hun stoel hangen. Dat heeft weer een heel ongunstig effect.

Belangstelling
Als gevolg van de bar slechte weersomstandigheden werden achttien reserveringen in Assen helaas niet in acte de présence omgezet, in Groningen waren dat er echter maar twee.
Toch vind ik een kleine zeventig bezoekers voor een optreden van een terecht als internationale vermaarheid beschouwde pianiste te weinig. Wellicht dat de koopzondag in het centrum van de Stad daar mede debet aan is geweest. Nog een geluk dat er in Zutphen in de voorverkoop al meer plaatsen zijn gereserveerd dan er bezoekers in Assen en Groningen samen zijn geweest.
Na een geslaagd recital — waarover na afloop ook uitsluitend laaiend enthousiaste stemmen te horen waren — speelde Klára Würtz een meesterlijke toegift, waarin ze opnieuw alle registers van haar speeltechniek en dito kunst opentrok: uit de Novelletten van Franz Liszt (1811-1886). U ziet die legendarische grootmeester der muziek hieronder, eveneens gezeten aan een Bösendorfer.


Afbeeldingen
1. Clara Schumann.
2. Johann Wolfgang von Goethe. Portret door Joseph Stieler (1781-1851), in opdracht van Ludwig I van Beieren; voltooid in de zomer van 1828.
3. Klára Würtz. (Foto: Marco Borggreve.)
4. Johann Sebastian Bach. Portret dat in 1746 is gereedgekomen.
5. Bösendorfer-logo.
6. Franz Liszt concerteert op een Bösendorfer-vleugel voor tal van hoogheden en andere waardigheidsbekleders, doch het mag duidelijk zijn wie de koninklijke functie op dat moment in die ruimte vervulde.

Geen opmerkingen: