|
Mezzosopraan Cora Burggraaf.
(Foto: Marco Borggreve.) |
Bijna volle zaal
Donderdagavond werd het eerste van een reeks van drie concerten van het Noord Nederlands Orkest gegeven in een vrijwel volle grote zaal van het Cultuurcentrum De Oosterpoort in Groningen. Even gaat dan door je heen dat dit wellicht het gevolg is van een sfeer in de trant van "Nu het nog kan. . . ", gezien de plannen van cultuurbarbaren in onze Residentie. Immers, ook cultuurvernietiging is een manifeste vorm van fascistoïde, dan wel regelrecht fascistische, monsterlijkheid. Politici blijken, altijd opnieuw, de meest gepreoccupeerde, en dito hardleerse, wezens, overal op aarde.
Helaas bleken de vele toehoorders niet gegrepen door de wens en de wil zich te manifesteren in zo'n context, maar vernam ik van diverse kanten dat er wel heel kwistig was gestrooid met vrijkaarten in verband met het officiële afscheid van de algemeen directeur van het ensemble, Jan Geert Vierkant. Desniettemin: er werd — in tegenstelling tot andere jaren, als de herfst eenmaal goed doorzet — nauwelijks gerocheld, gekucht en/of gehoest.
Cora Burggraaf: met ingetogen hartstocht
Dat was, vanzelfsprekend, een extra dimensie in een zaal vol muziek: stilte waar deze (dringend) gewenst is. Cora Burggraaf kon daarvan meeprofiteren in haar ronduit sublieme vertolking van de elf Folk Songs van Luciano Berio (1925-2003), waarbij ze niet alleen haar zangcapaciteiten tot in de grondtonen heeft ingezet, maar waarbij ze in beweging en mimiek steeds opnieuw de sfeer wist over te brengen die bij elk nummer op zich paste. Met ingetogen hartstocht: uitstekend in balans.
Berio had deze Folk Songs oorspronkelijk (1964) gecomponeerd voor zangstem en zeven instrumentalisten, later (1973) omgewerkt voor dezelfde vocale inzet, ondersteund door een kamerorkest met onder meer 29 strijkers (8, 8, 6, 4, 3), koper- en houtblazers, sober bezet slagwerk en harp.
In die tijd was het niet gemakkelijk voor een als avantgarde componist bekend staande musicus om zich binnen de traditie te positioneren, zelfs en vooral niet als hij zich eenmaal of vaker manifesteerde in het centrum van die, in principe veelzijdige, traditie. Toen waren er, en nu zijn er nog altijd, hele volksstammen die menen dat een ijsberg verandert in een brandstapel als zij deze slechts benaderen.
|
De Tsjechische dichter, bloemlezer en historicus Karl Jaromir Erben (1811-1870). Tekening Jan Vīlimek (1860-1938). |
Dvořák en Brahms
Niet zelden gebeurt het dat het programmeren van zo'n, vermeend doodenge, compositie nog steeds afschrikt, zelfs als onderdeel van een voor de rest klassiek programma met werken van zeer populaire componisten. In dit geval waren dat lievelingen van het concertpubliek: Antonín Dvořák (1841-1904) en Johannes Brahms (1833-1897).
De relatief weinig gehoorde Woudduif van eerstgenoemde kreeg de gelegenheid alle geluiden van zichzelf en het omringende bos terug te vinden in een orkestrale toonzetting die het dier en de Boheemse natuur kenmerken. De componist heeft gebruik gemaakt van een ballade van Karel Jaromír Erben (1811-1870) — een historicus die zich onder meer heeft gespecialiseerd in folkloristisch-Tsjechische dichtkunst. Hij wordt beschouwd als de meest vooraanstaande dichter van die streek in de negentiende eeuw.
De Derde Symfonie van Brahms, een van de weinige werken waarover de componist zich heeft uitgelaten — "In mijn tonen spreek ik" — kreeg onder leiding van chef-dirigent Michel Tabachnik een technisch voortreffelijke uitvoering, al waren sommige accenten hier en daar wat nadrukkelijk agressief aangezet.
Leeuwarden en Emden (D)
Het concert wordt op vrijdag 26 november herhaald in De Harmonie in Leeuwarden en op zaterdag 27 november in de Noord-Duitse stad Emden (Neues Theater).