Op dinsdag 1 april zal, via de publieke Nederlandse klassieke zender Radio 4, vanaf 13:02 uur in het eerste gedeelte van het Middagconcert van de KRO de Eerste Symfonie van Johannes Brahms (1833-1897) worden uitgezonden. Het Bambergs Symfonie Orkest wordt dan gedirigeerd door Jonathan Nott. Later op de dag, in de avonduren zullen er via de Westdeutsche Rundfunk (WDR 3) ook nog liederen van Brahms worden gepresenteerd. Dat zal zijn in de reeks Konzert vanaf 20:05 uur. Na een werk van Joseph Haydn (1732-1809) volgen van Brahms Ausgewählte Lieder. Na een compositie van Paul Hindemith (1895-1963) worden, tot besluit van het concert, dat tot 22:00 uur duurt, nog eens vier liederen van Brahms uitgezonden op gedichten van Klaus Groth (1819-1899), die de Regenliederzyklus vormen. De sopraan Ruth Ziesak wordt daarbij begeleid door de pianist Gerold Huber.
Johannes Brahms: Symfonie nr. 1 in c kl.t., opus 68 (1854/1876)
Instrumentatie: 2 fluiten, 2 hobo’s, 2 klarinetten, 2 fagotten, contrafagot, 4 hoorns, 2 trompetten, 3 trombones, pauken en strijkers.
1. Un poco sostenuto – Allegro ― 2. Andante sostenuto ― 3. Un poco Allegretto e grazioso ― 4. Adagio – Più Andante – Allegro non troppo, ma con brio. (Speelduur ongeveer 47 minuten.)
'De Tiende Symfonie'
Reeds meer dan een eeuw bestaat het misverstand dat de dirigent Hans von Bülow [1] Brahms' Eerste Symfonie van als ‘Beethovens Tiende’ zou hebben gekwalificeerd. In werkelijkheid heeft von Bülow dit opus echter ‘De Tiende Symfonie’ genoemd — en daarmee bedoelde hij de tiende symfonie die (ooit) werd gecomponeerd. Hij wilde de rangorde dan ook helemaal niet zodanig dat Brahms’ Eerste na de Negende van Beethoven zou worden geplaatst, maar dat Brahms’ opus 68 tussen Beethovens Tweede en de Eroïca zou worden opgesomd. Met de ‘Eerste Symfonie’ bedoelde von Bülow dan ook niet die van Beethoven maar Mozarts Jupiter Symfonie.
Zelf had Brahms tijdens het componeren van de Eerste wel steeds het gevoel dat Beethoven over zijn schouder mee keek, vooral wanneer hij met zijn symfonie worstelde. Dat laatste zal mede de oorzaak zijn geweest voor het feit dat hij zo lang over die eersteling heeft gedaan. Gezien de datering lijkt het dat Brahms meer dan twintig jaar voor het werk nodig heeft gehad, maar in werkelijkheid is dat vijftien jaar en dan — vanzelfsprekend — niet onafgebroken. Het uiteindelijke resultaat kwam tot stand in de jaren 1874/76 en daarbij is het eerste deel ook nog geheel omgewerkt, en werden de drie andere vervangen door geheel nieuw materiaal.
Un poco sostenuto – Allegro
In de langzame inleiding van 37 maten bevindt zich de thematische kiemcel waaruit het gehele eerste deel van de symfonie voortspruit. De motieven ervan werken echter nog door tot in de finale. Na de inleiding schrijden twee ‘tegenbewegingen’ vanuit de basistoon c voort: de ene dalende in de houtblazers en altviolen, de andere strijgend in violen en celli. Samengevoegd vormen deze beide thema’s het hoofdthema waarmee het Allegro inzet. De hobo — het instrument bij uitstek voor Brahms om dieperliggende gevoeligheden uit te drukken — laat het neventhema horen. Dan volgt een sterk geaccentueerd motief dat van de alten op de andere strijkers overgaat en bredere vormen aanneemt, om daarna de uitwerking en de reprise tot hoogtepunten op te stuwen. Vervolgens wordt de coda aangekondigd door het voornaamste motief uit de inleiding. Alle opgestuwde spanning vindt uiteindelijk een rustpunt in C-groot.
Andante sostenuto
Een ingetogen stemming kenmerkt het Andante sostenuto. Het hoofdthema klinkt in de violen en fagotten. Dan volgt een concertant gedeelte waarin hobo, klarinet, celli en contrabassen elkaar afwisselen in de leiding. In het tweede deel van het hoofdthema neemt de soloviool het woord, hier en daar ondersteund door de hoorn. Het lijkt wel of Brahms hier een vioolconcert in miniatuur presenteert: een schitterende en dankbare partij voor de concertmeester van het orkest.
Un poco Allegretto e grazioso
Evenals het tweede deel is ook het Poco allegretto veel korter van stof dan de beide hoekdelen van deze symfonie. Alle motieven worden hier door houtblazers voorgesteld. De klarinetten laten het hoofdthema horen; fluiten, hobo’s en fagotten nemen de overige motieven voor hun rekening. De reprise wordt niet uitgewerkt, maar blijft steken in aanzetten. Men zou kunnen spreken van een ‘open einde’.
Adagio – Più Andante – Allegro non troppo, ma con brio
De finale zet in met een Adagio. De houtblazers brengen een dalend motief ten gehore en daartegenover klinkt in de violen een stijgend motief, waaruit later het hoofdthema ontstaat. Opgewonden strijkersklanken wijzen op dreigend onheil, maar dan klinkt in de hoorn een heldere melodie. — Brahms zond deze in een brief van 12 september 1868 aan Clara Schumann met de verklaring: “Also blus das Alphorn heut”. — De fluit speelt dit motief na en dan intoneren de trombones een kort koraal. De toonsoort verandert van mineur in majeur, en het tempo wordt aanmerkelijk versneld. Het breedsprakige hoofdthema vindt zijn bekroning in een vreugdehymne met volle strijkersklank.
Brahms heeft Schillers ode An die Freude uit Beethovens Negende Symfonie tot voorbeeld genomen. De een of andere hooggeplaatste persoonlijkheid heeft daarover eens tegen de componist opgemerkt dat die overeenkomst toch wel merkwaardig was. Er wordt beweerd dat Brahms toen heeft geantwoord: “Jazeker, en het is nog merkwaardiger dat iedere ezel dat direct hoort.”
Nieuwe Brahms-biografie
Toen Robert Schumann in 1853 voor het eerst met de toen twintigjarige Johannes Brahms had kennisgemaakt, was deze van mening dat hij een "geroepene" had ontmoet, en dat dit ook in zijn voorkomen tot uitdrukking kwam. Schumann, die toen nog drie jaar zou leven, waarvan de laatste periode in totale geestelijke verwarring, bleek de juiste blik te hebben gehad: die toen nog zo jonge, uit Hamburg afkomstige Brahms — die daar onder invloed van een voortreffelijke leermeester in een sfeer had gewerkt, welke door Schumann werd omschreven als "dunkle Stille" — zou één van de belangrijkste componisten van de tweede helft van de negentiende eeuw worden, en het ook daarna, en niet aleen maar in het kader van zijn scheppingsperiode, blijven tot op de huidige dag.
Muziekwetenschapper Malte Korff, die al eerder bij dezelfde uitgeverij twee biografieën van componisten in het licht heeft gegeven in de reeks dtv portrait — Johann Sebastian Bach, respectievelijk Franz Schubert — laat ons kennismaken met de familie waarin Brahms opgroeide, met zijn ontwikkeling en zijn werkzaamheid als dirigent en pianist, en tevens met de privé-persoon. Zo ontstaat het portret van een veelzijdig wezen als mens en als musicus. Voorts biedt dit nieuwe boek een uitstekende inleiding op het oeuvre van deze onvergankelijke muziekmeester.
___________
260 pag. met 39 zwart/wit foto's in katern, paperback in de reeks dtv premium. Deutscher Taschenbuch Verlag, München, februari 2008.
ISBN 978-3-423-24656-9. Prijs 15,– (in de gehele BRD en in ons land bij Boekhandel Die Weisse Rose te Amsterdam).
____________
[1] Hans Guido, Freiherr von Bülow (1830-1894), Duits pianist, dirigent en componist. Eerste echtgenoot van Franz Liszts dochter Cosima, voordat deze met Richard Wagner in het huwelijk trad.
____________
Afbeeldingen
1. Johannes Brahms, tekening van Jarko Aikens, 1985.
(Archief Heinz Wallisch.)
2. Hans von Bülow (1830-1894).
3. Clara Schumann (1819-1896), pianiste en componiste.
4. Voorplat van de nieuwe Brahms-biografie in de reeks dtv premium.