zondag 24 augustus 2008

Johann Sebastian Bachs Johannes Passion heden tijdens de 51ste BBC Prom in Londens Albert Hall

De dag van Papa Bach
Op zondag 24 augustus zal in de Albert Hall te Londen vanaf 14:00 uur onze tijd een Bach-Dag worden gehouden met onder meer, tussen 17:00 en ongeveer 18:00 uur het vijftigste Prom-concert waarin Simon Preston het niet zo lang geleden geheel gerestaureerde, omvangrijke orgel zal bespelen: zeven orgelwerken van Papa Bach zullen die akoestisch zeer dankbare ruimte vullen. Dat concert is rechtstreeks te volgen op BBC Radio 3.
In de vroege avonduren, vanaf 20:00 uur (onze tijd) volgt het 51ste concert in de reeks BBC Proms, dat slechts uit één werk bestaat. Ook dat promconcert wordt rechtstreeks door BBC Radio 3 uitgezonden. Op BBC 4 television begint hetzelfde concert, in breedbeeld en met stereofonisch geluid, pas om 20:30 uur (onze tijd), en zal er nog een herhaling op dezelfde zender worden gepresenteerd in de nacht van zondag 24 op maandag 25 augustus, te beginnen om 02:40 uur.
John Eliot Gardiner dirigeert zowel het Monteverdi Choir alsook de English Baroque Soloists in de Johannes Passion, BWV 245,
gecomponeerd door Johann Sebastian Bach (1685-1750). Het is een opvallend werk om buiten de zogeheten stille of goede week — die periode van zeven dagen waarin Goede Vrijdag valt — uit te voeren, maar dat zou best eens een hele verademing kunnen blijken, aangezien reeds daarmee in ieder geval niet de geijkte, en veelal volkomen platgetreden, paden worden bewandeld.
Laat u vooral de in tien regels samengevatte opvattingen van dirigent Gardiner over dit monumentale Bach-werk, op de site van BBC Radio 3, niet ontgaan.
Het geheel heeft een duur van 116 minuten, zonder pauze.

* * * * *

Passionen, een nieuw muzikaal fenomeen
In de late middeleeuwen werden, in de stille week, diverse semi-dramatische uitvoeringen gegeven van Passionen, waarin de lijdensgeschiedenis van Christus wordt verhaald. Het was toen de gewoonte om de Latijnse tekst uit de officieel aanvaarde RK Vulgaat-Bijbel door drie priesters te laten voordragen. Een van hen, met een lage stem, stelde daarbij Jezus voor, de Evangelist werd belichaamd door een priester met een stem in het middenregister, waarnaast alle overige karakters werden uitgebeeld door de derde priester, die een hoge stem had. Later werd daar nog een koor aan toegevoegd, dat moest zorgen voor de weergave van de uitingen van de joodse menigte of van de discipelen van Jezus.

Voorzichtige aanpassingen
Na de Hervorming, van ongeveer 1550, werden de Passionen in de protestantse liturgie overgenomen. Een vriend van Martin Luther, de protestantse dichter en componist Johann Walt(h)er (1496-1570), schreef omstreeks het midden van de zestiende eeuw Duitse Passionen naar de evangelieën van Matthaeus en Johannes. Daarin vinden we onbegeleide recitatieven en eenvoudige koren. Anderen hebben deze vormen veelvldig overgenomen, en ruim een eeuw later schreef Heinrich Schütz (1585-1672) drie Passionen, waarin nog steeds geen instrumentale begeleiding voorkwam, en de solisten zich ook nog hebben beperkt tot eenvoludige recitatieven. Twintig jaar daarna heeft diezelfde componist zich echter in een ander religieus werk veel progressiever geuit door de woorden van Christus als arioso te laten voordragen, begeleid door strijkersklanken in Die sieben Worte Jesu Chrsti am Kreuz.
Een vernieuwing van geheel andere aard deed zich in 1663 voor in de Matthäuspassion van Johann Sebastiani (1622-1683). Hij onderbrak de bijbelteksten door Lutherse koralen. Tien jaar later werd dat voorbeeld gevolgd door Johann Thiele (1646-1724), waarna nog vele componisten hetzelfde zouden doen.

Omwenteling

Een ware omwenteling voltrok zich te Hamburg toen men daar overging tot veel theatralere versies van Passionen gng presenteren. Daarin werden de bijbelteksten vervangen door nieuw geschreven verzen, waarin de gebeurtenissen met betrekking tot de lijdensgeschiedenis met sterk emotionele nadruk werden verhaald. Dat zoiets in Hamburg gebeurde, is niet zo veronderlijk wanneer men bedenkt dat het muziekdrama in die stad in hoog aanzien stond. Dat was vooral het geval met de kunstvorm oper, zeker nadat er in 1677 een operahuis was gesticht.
In 1704 werd in deze Noordduitse Hanzestad een Passion opgevoerd van Reinhard Keiser (1674-1739), op teksten van Christian Hunold (1680-1721), die opereerde onder de naam Menantes. Naast de echte personen van het drama werden daarin tevens symbolische karakters ten tonele gevoerd, zoals de dochter van Zion, die later ook in Bachs Matthaeus Passion voorkomt.

Barthold Brockes
Veel succes oogstte een in 1712 uitgevoerde Passionstekst van een Hamburgs raadsheer genaamd Barthold Brockes (1680-1747). De tekst was aanmerkelijk minder progressief dan die
van Keisers Passion, en bestond voor het overgrote deel uit herdichtingen van bijbelcitaten, met daar tussenin koraalstrofen. In 1716 maakten Georg Friedrich Händel (1685-1759) en Georg Philipp Telemann (1681-1767) er gebruik van voor hun werken, twee jaar later zou Johann Mattheson (181-1764) hetzelfde doen. Zelfs Papa Bach ontleende teksten voor zijn Johannes Passion teksten aan Brockes' boek Der für die Sünde der Welt gemarterte und Sterbende Jesus.

Bachs Passionen
Sommige Bach-commentatoren zijn van mening dat de Thomascantor in totaal vijf Passionen zou hebben geschreven. Dat komt overigens wel overeen met het aantal jaargangen aan kerkcantates. Slechts twee van de vijf Passionen zijn ongeschonden bewaard gebleven: die naar het Evangelie van Matthaeus en die naar het Evangelie van Johannes. De muziek voor een Markus Passion is voor het merendeel verloren gegaan, en de Lukas Passion waarvan we ee autograaf uit Bachs Leipziger tijd hebben, is kwalitatief uiterst zwak. We mogen er dan ook wel van uitgaan dat Bach die compositie van een derderangs componist alleen maar heeft gekopieerd voor een uitvoering.

Over de vijfde Passion is al helemaal niets bekend, al bestaan er wel vermoedens. Zo meent Bach-kenner Philipp Spitta (1841-1894) dat er nog een passion op een tekst van Picander [1] uit 1725 moet zijn. Een andere onderzoeker met betrekking tot de muziek van Bach meent daarentegen dat die vijfde Passion eveneens is gebaseerd op het Matthaeus-Evangelie, maar qua structuur wel geheel anders moet zijn dan de ons bekende: die 'onbekende' Passion is slechts voor één koor.

Johann Sebastian Bach — Johannes Passion, BWV 245
De Johannes Passion werd voor het eerst uitgevoerd op Goede Vrijdag 1724. Op grond van onderzoek dat de Bach-kenner Arthur Mendel (1905-1979) heeft verricht, moeten we er echter van uitgaan dat dit opus uit Bachs periode in Weimar stamt — de jaren tussen 1706 en 1717. De tekst is voor het grootste gedeelte afkomstig uit de hoofdstukken 18 en 19 uit het Johannes-Evangelie, met uitzondering van enkele korte tussenstukken uit het Evangelie van Matthaeus. In grote lijnen hield Bach zich aan het inmiddels wijd en zijd verbreid van Brockes' libretto, al volgde hij niet alles klakkeloos na. Zo heeft hij afgezien van de berijmde parafrasenvan de bijbeltekst, en voegde hij zelf enkele gedeelten van de Johannes Passion van Christian Heinrich Postel (1658-1705) toe. In 1704 had Händel deze Postel-Passion reeds op muziek gezet. Volgens Friedrich Smend (1893-1980) moet Bach deze partituur hebben gekend, aangezien er ook in de muziek van Händels en Bachs Johannes Passion overeenkomsten aan te wijze vallen.
Het 'verhaal' wordt door de Evangelist — een tenor — voorgedragen in rectatieven, die door het continuo worden begeleid. Wat individuen te zeggen hebben — en dat geldt tevens voor Christus — is voorbehouden aan de solisten; het koor staat voor de volksmenigte. In ariosi en aria's klinken de individuele reacties op de voorgedragen gebeurtenissen.

Verschillende koren — dezelfde muziek
Het is opvallend dat Bach in de Johannes Passion meermaals dezelfde muziek heeft gebruikt voor verschillende volkskoren. Sommige daarvan klinken tweemaal, één ervan zelfs vijfmaal, zi het dan ook dat dit laatste koraal wel kleine varianten heeft (de nummers 3, 5, 25, 29 en 46). Een tijdlang zijn Bach-kenners ervan uitgegaan dat de componist dit zo had gedaan als gevolg van tijdgebrek vóór de eerste uitvoering. Maar als dat het geval zou zijn geweest, had Bach bij de revisie dit alsnog kunnen rechtzetten. In zijn boek Bach in Köthen wijst Friedrich Smend er op dat de herhalingen echter een noodzaak waren voor Bachs symmetrische concept. Eveneens van symmetrie getuigen de met regelmaat voorkomende afwisseling tussen tutti-koren en solo-recitiatieven, c.q. aria's.
In de sterk dramatische recitatieven vinden we ook een grandioze toonschildering van de menselijke gevoelens die aan bod komen. Zo zijn Petrus' tranen hoorbaar — in nummer 18 — als hij zijn Heer heeft verloochend. Ook nummer 48 — de basaria Eilt, ihr angefochtnen Seelen — is doortrokken van een sterke dramatiek. De solist wordt bij herhaling onderbroken door opgewonden uitroepen van het koor: Wohin?
Een tegenstuk daarbij vormt nummer 60, waarin de bas — Mein teurer Heiland — zich bij het koor voegt, dat een koraal in enkelvoudige harmonisering laat horen: Jesu, der du warst tot. De koralen, meest in eenvoudige, vierstemmige vorm, zijn van groto belang in deze Passin, doordat ze zorgen voor een sfeer van 'warmte' die verder in dit werk niet veel voorkomt.


Tweede versie
In de tweede versie van de Johannes Passion — die van 1725 — vormde een koor de afsluiting. Dit koor verplaatste Bach naar het einde van zijn 23ste Cantate, en in de Johannes Passion kwam het koraal Ach Herr, lass dein lieb Englein daarvoor in de plaats. Er werden voorts nog andere, min of meer ingrijpende, wijzigingen aangebracht, zoals de koraalbewerking die oorspronkelijk het openingsstuk vormde. Deze werd echter door Bach overgebracht naar de Matthaeus Passion en daar als afsluiting van het eerste gedeelte gebruikt. De aria, die oorspronkelijk op de plaats stond van wat nu als de nummers 31 en 31 geldt — een arioso met aansluitende aria —, is buiten de Passion geplaatst en leidt nu een zelfstandig leven als BWV 245c.
Al deze en nog andere, minder ingrijpende wijzigingen hebben ertoe bijgedragen dat het contrast tussen de gemartelde Christus enerzijds en de blijdschap als gevolg van diens offerdood anderzijds, sterker geaccentueerd wordt.
__________

[1]
Picander: pseudoniem van Christian Friedrich Henrci (1700-1764).
____________
Afbeeldingen
1. Dirigent Joohn Eliot Gardiner.
2. Componist Johann Sebastian Bach. Tekening van Jarko Aikens, Groningen, 1985. (Archief Heinz Wallisch.)
3. Katholieke versie uit de Vulgaat (in het Latijn) van het begin van het Evangelie van Johannes.
4. De componist Heinrich Schütz.
5. De componist Georg Philipp Telemann.
6. Bach-specialist en -biograaf Philipp Spitta.
7. Georg Friedrich Händel.
8. De Evangelist Johannes, zoals afgebeeld in de Printbybel A.D. 1698. Facsimile-herdruk door Uitgeverij Foresta te Groningen, medio jaren zeventig van de vorige eeuw.

Geen opmerkingen: