maandag 5 mei 2008

Ernest Chaussons Symfonie in Bes uit 1890 in het KRO-Middagconcert via Radio 4 op dinsdag 6 mei

Middagconcert met drie klassieke stukken
Op dinsdag 6 mei zal in het eerste gedeelte van het Middagconcert van de KRO op Radio 4 — tussen 13:03 uur en 14:30 uur — een drietal werken worden uitgezonden dat tijdens een concert op 24 januari van dit jaar is gegeven in het Théâtre des Champs-Elysées te Parijs door het Orchestre National de France onder leiding van Alain Altinoglu.
Na Igor Stravinski's (1882-1971) Fireworks — volgens de VPRO-Gids, doch beter bekend als Feu d'arifice — (opus 4) uit 1908, alsmede de Sinfonia concertante in e kleine terts voor cello en orkest, opus 125, gecomponeerd en aangepast in de jaren 1934/1952, wordt als derde werk de Symfonie in Bes van Ernest Chausson uitgevoerd.

Ernest Chausson (1855-1899
Ernest Amédée Chausson is eigenlijk alleen maar bekend — althans bij het publiek voor symfonische concerten — door zijn in 1896 gecomponeerde Poème voor viool en orkest. Een omvangrijk oeuvre heeft hij niet nagelaten. Dat heeft niet alleen te maken met zijn zeer zelfkritische instelling; ook andere factoren zijn daaraan debet. Zo heeft hij pas als 25-jarige definitief voor een muzikale loopbaan gekozen, nadat hij eenmaal met Richard Wagners muziek had kennisgemaakt, en daarbij kwam dat hij financieel niet onder druk stond, aangezien hij in goeden doen verkeerde. Daardoor werd hij in staat gesteld om soms enkele dagen te doen over slechts één maat.
Chausson werd op 20 januari 1855 te Parijs geboren, waar hij vervolgens een huisleraar, geheel en al voor zich alleen kreeg, iets dat zijn welgestelde vader — die aannemer was — zich makkelijk kon veroorloven. Later volgde hij eerst een juridische opleiding, die hij vervolgens ook voltooide. Aan het conservatorium werd hij aanvankelijk student van Jules Massenet (1842-1912) en César Franck (1822-1890). Spoedig keerde hij Massenet de rug toe en beperkte hij zich tot Franck.

Onbekend als componist
Tijdens zijn werkzame leven is Ernest Chausson als componist bijna geheel onbekend gebleven — een lot dat hij met onder anderen zijn leermeester César Franck heeft gedeeld. Dat was het gevolg van het feit dat de meeste concertdirecteuren geen hoge dunk van hem hadden, waardoor ook het grote publiek nauwelijks de gelegenheid heeft gekregen van zijn werken kennis te nemen. Operadirecties toonden al evenmin belangstelling voor Le Roi Arthur, een opera die hij in 1895 op een eigen libretto had gecomponeerd. Voorts waren de muziekscribenten in de kranten al evenmin juichend over zijn werken, als ze deze al niet geheel negeerden.

Woning in Parijs
In 1883 heeft Ernest Chausson een woning verworven aan de Parijse Boulevard des Courcelles, en dat huis heeft hij weten op te stoten tot één der atistieke centra van de stad. Kunstenaars — zoals schrijvers, schilders en musici — en intellectuelen van diverse andere disciplines kwamen veelvuldig bij hem over de vloer, en hij onderhield dan ook vriendschappelijke betrekkingen met vrijwel ieder die van belang was. Zelfs die licht ontvlambare Claude Debussy heeft voortreffelijk met Chausson overweg gekund. Hij beschouwde hem als een oudere broer, op wie hij volledig kon vertrouwen. Ook andere musici maakten deel uit van Chaussons particuliere vriendenkring. Zo heeft hij zich over Isaaac Albéniz (1860-1909) en diens gezin ontfermd toen deze financieel in het slop dreigde te geraken.

Belangrijkste composities
Zijn belangrijkste werken heeft Chausson in het laatste decennium van de negentiende eeuw gecomponeerd: het Concert voor piano, viool en strijkkwartet (1892), het Poèmde de l'amour et de la mer (1893), het reeds genoemde Poème voor viool en orkest (1896) en het Pianokwartet (1898). De ambitieuze opera over koning Arthur maakt niet echt deel uit van het huidige operarepertoire.
Chausson had nog heel grootse plannen toen er een abrupt einde aan zijn leven kwam. Gedurende een fietstocht te Limay, in de buurt van Mantes, verloor hij de macht over het stuur, botste tegen een muur, en stierf aan de gevolgen daarvan op 10 juni 1899. In de begrafenisstoet zijn vele vooraanstaande Parijse kunstenaars de baar gevolgd. Onder hen bevonden zich de schilder Edgar Degas (1834-1917) en de beeldhouwer Auguste Rodin (1840-1917), alsmede de schrijver Pierre Louÿs (1870-1925).

Enige symfonie
De enige symfonie van Ernest Chausson wer in 1890 voltooid en in het jaar daarop voor het eerst uitgevoerd tijdens een concert van de Société Nationale in Parijs. Het schijnt dat het hoofdstedelijke publiek er aanvankelijk niet in de geringste mate belangstelling voor toonde totdat het opnieuw tot een uitvoering kwam, maar bij die gelegenheid waren de uitvoerenden de Berliner Philharmoniker onder leiding van Arthur Nikisch, (1855-1922) als programma-onderdeel van een concert in het Cirque d'Hiver, op 13 mei 1897.
Pas na het overlijden van de componist werd de eerste uitvoering van deze Symfonie in Bes in de Verenigde Staten gegeven door het Boston Symphonie Orchestra dat op tournee was en onder meer Philadelpia heeft aangedaan. Op 4 december 1905 heeft datzelfde orkest — maar toen onder leiding van een andere student van César Franck, Vincent d'Indy (1851-1931) die als gastdirigent was gevraagd — er een uitvoering van gepresenteerd.

Symfonie in Bes gr.t., opus 20 (1890)
Instrumentatie: 3 fluiten, waarvan één afwisselend met piccolo, hobo's, Engelse hoorn, 2 klarinetten, basklarinet, 3 fagotten, 4 hoorns, 4 trompetten, 3 trombones, bastuba, 3 pauken, 2 harpen en strijkers.
Het opus is opgedragen aan de zwager van de componist, een toegewijd muziekliefhebber: de schilder Henry Lerolle (1848-1929). Het werk is driedelig en cyclisch van vorm, d.w.z. het belangrijkste materiaal van de gehele symfonie bestaat uit één kernmotief.

Allegro: Na een plechtige inleiding wordt een pentatonisch thema door de hoorn — ondersteund door de fagot — voorgedragen, en vervolgens herhaald door celli en hobo. Een nieuw motief dient zich aan en leidt via talrijke combinaties tot een nieuw thema, gepresenteerd door celli, klarinetten en hobo's. Dan zijn alle thema's voorgesteld en kan de doorwerking volgen, waarbij het eerste thema zich, — thans in ritmische verandering — opnieuw aandient.
Adagio: Dit deel bestaat uit twee cantilenes, waarvan de eerste als inleiding voor en tevens als afsluiting van de tweede fungeert. Het deel zet in met een passage voor strijkers, klarinet, fagot en twee hoorns. Een obsederende frase voor Engelse hoorn en klarinet steekt af tegen zacht geweven figuraties in de alten en celli. Het eerste thema keert daarna — enigszins gewijzigd — terug in de hoorns. Het tempo neemt toe wanneer de celli de Engelse hoorn vergezellen in een expressieve dialoog boven arpeggio's van de strijkers. Zo wordt een felle climax opgebouwd, en keert het eerste thema fortissimo terug in de strijkers.
Finale: Een groot unisono van de strijkers vormt de inleiding van de finale. Trompet en houtblazers schetsen het hoofdthema. De bassen werken dit geheel uit, waarna de violen het bij de houtblazersfiguur overnemen. Nadat een tweede thema op verschillende manieren is uitgewerkt, duiken opnieuw fragmenten uit het eerste deel op. Daarbij is ook het hoofdthema van de inleiding, dat nu majestueus door de bassen wordt geïntoneerd. Voorts worden andere episoden ut de beide voorafgaande delen in de finale verwerkt.
Met het teruggrijpen van de laatste maten naar de allereerste van deze symfonie is de cyclus rond.
___________
Afbeeldingen
1. Componist Ernest Amédée Chausson.
2. Leermeester Jules Massenet.
3. Leermeester César Auguste Franck.
4. Componist Claude Debussy. Tekening van Jarko Aikens, Groningen, 1982. (Collectie Heinz Wallisch.)
5. Schrijver Pierre Louÿs.
6. Dirigent Artúr Nikisch.

Geen opmerkingen: