In de vroege nacht van maandag 19 op dinsdag 20 mei, te beginnen om 00:15 uur, zal via Nederland 2 — in het programma NPS Klassiek — de Derde Symfonie van Jean Sibelius, uit 1907,

Vaak is het deze Scandinaviër verweten dat hij al te conservatief was in zijn manier van componeren, dat hij niet in staat bleek de traditie enigszins los te laten, zoals zijn Weense tijdgenoot Arnold Schönberg (1874-1951) dat deed. Collega-musici

Neo-classicisme
Met zijn Derde Symfonie, opus 52, is de Finse componist Jean Sibelius (1865-1957) een nieuwe weg ingeslagen. In tegenstelling tot de Eerste (1899) en de Tweede (1901) vinden we hierin geen natuurimpressies, zoals van bossen en meren, van regenbuien dan wel sneeuwstormen. Sibelius is hierin qua uiterlijke vorm terggekeerd naar de tijd vóór Beethoven, toen een symfonie gewoonlijk uit drie delen bestond. De componist presenteert ons hier een stuk neo-cassicistische muziek van een geheel andere soort dan die van bijvoorbeeld Stravinski's middenperiode, en dat ligt direct in het verlengde van het feit dat Jean Sibelius een eigen weg is gegaan.
In de beide eerste symfonieën had Sibelius een tuba voorgeschreven, in de Derde heeft hij dat instrument achterwege gelaten. Aan één van

Jean Sibelius: Symfonie nr. 3 in C gr.t., opus 52 (1907)
Instrumentatie: 2 fluiten, 2 hobo's, 2 klarinetten, 2 fagotten, 4 hoorns, 3 trompetten, 3 trombones, pauken en strijkers.
1: Allegro moderato. Zonder enige inleiding wordt het hoofdthema gepresenteerd via een folkloristisch motief in celli en contrabassen. De eerste zes noten van dit thema komen in het eerste deel met enige regelmaat voor. Ze zijn overigens gerelateerd aan Tsjajkovski's Vierde Symfonie en Stravinski's Petroesjka. Het thema schrijdt in marstempo voort, vergezeld van blazersakkoorden. Dan volgt een levendige dialoog tussen houtblazers en strijkers. Heel plotseling verschijnt het tweede thema in hobo's, klarinetten en hoorns, afgerond door een triolenfanfare van de trompetten.

De doorvoering start met het tweede thema, zangerig voorgedragen door de celli. Ook andere strijkers komen aan de beurt, waarna het geheel langzaam wegebt. De eerste zes noten van het hoofdthema klinken weer, nu eens dalend, dan weer stijgend. Tegen de achtergrond van altviolen klinkt weer het tweede thema, nu in de fagot. Vervolgens wordt het tamelijk breedvoerig behandeld: eerst in de hobo, dan in de klarinet. Gedeelten van het hoofdthema zijn te horen in de celli en contrabassen.
In de reprise wordt het thema geïntroduceerd door de violen, alten en celli, waarna in de coda het tweede thema door vrijwel alle strijkers wordt gespeeld, waarna een statige passage dit eerste deel afsluit.
2. Andantino con moto, quasi allegretto.
In dit deel zijn de strijkers veelvuldig pizzicato te horen. Na een serene inzet van de hoorns, zeer terughoudend ondersteund door strijkerspizzicati verschijnt er een klein (ook hier weerfolkloristisch) themaatje in de beide fluiten. Dit wordt beantwoord door een 'lied' in de lagere strijkinstrumenten, klarinetten en fagotten. Dan zijn de klarinetten alleen te beluisteren, tijdelijk in combinatie met fluiten, maar daarna weer alleen. Vervolgens verschijnt het hoofdthema

3. Moderato — allegro ma non tanto. De finale is een scherzo vol vreugde. Het hoofdthema klinkt al direct tijdens drie inleidende maten in de hobo. Altviolen spelen de overgang naar een dansbeweging in de lagere strijkers (allegro ma non tanto). De dans gaat in bliksemsnel tempo over naar de houtblazers en vervolgens terug naar de strijkers. Gesordineerde violen laten dalende akkoorden horen. Maar de dans blijft, met snelle kleine wendingen, alsof het om een stukje Spaanse muziek gaat. De violen verzorgen de overgang naar een nieuw thema (meno allegro), gespeeld door de fluiten, waarna de bassen verwijzen naar het eerste thema. Een tijdlang horen we een lichtvoetige uitwerking van de beide them's, waarna er een opgewekte climax ontstaat, die heel plotseling wegzakt. Het zijn voornamelijk de strijkers, die dan af en toe naar het eerste deel verwijzen.

In een nieuwe afdeling spelen altviolen een kwartet, de andere strijkers en de houtblazers werken dat op energieke wijze uit. Fluiten en fagotten laten het ook nog eens horen met een aarzelende begeleiding van de celli. De violen komen aan bod, gevolgd door de vier hoorns. Alle houtblazers zijn nu zeer luid, maar dan volgt opnieuw een diminuendo, waarna nogmaals hoorns en houtblazers boven snel vibrerende strijkers klinken. Alle koperblazers zijn tegelijkertijd te horen in een triomfantelijke koormelodie, waarmee hetslot wordt ingeluid.
__________
[1] Bengt de Törne (1891-1967): Sibelius — A close up. London, Faber & Faber, 1937. Volgens Törne was Sibelius de grootste componist van zijn tijd, belangrijker dan Mahler en Schönberg.
____________
Abeeldingen
1. De Britse dirigent Kenneth Montgomery.
2. De Duitse cultuurcriticus Theodor Wiesengrund Adorno.
3. De Finse muziekmeester Jean Sibelius.
4. Partituurgedeelte uit het Allegro moderato.
5. Strijkerspassage uit het Andantino.
6. Gedeelte voor de hobo, de alten en de celli uit het derde en laatste deel, allegro ma non tanto, van Sibelius' Derde Symfonie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten