vrijdag 18 juli 2008

First Night of the Proms in de Albert Hall, Londen — hedenavond op BBC 2 televisie en op BBC Radio 3

In Nederland op Radio 4 reeds vanaf 20:02 uur
Om 21:00 uur onze tijd presenteren Charles Hazlewood en Suzie Klein vanuit een loge in de Londense Albert Hall het eerste concert van 2008 in de reeks BBC Proms. Het concert zal worden gegeven door het BBC Symphony Orchestra onder leiding van Jiri Belohlávek. Medewerking zal worden verleend door de sopraan Christine Brewer [1], en pianist Pierre-Laurent Aimard, alsmede door de hoboïst Nicholas Daniel en de organist Wayne Marshall, en eveneens door het Royal College of Music Brass.
Het programma telt zeven onderdelen: het eerste van Richard Strauss (1864-1949): Festliches Praeludium voor orgel koperblazers en orkest, uit 1913, gevolgd het Hoboconcert in C, KV 314, uit 1778, van Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791). De Vier letzte Lieder, weer van Richard Strauss, vormen het derde onderdeel van het concert. Dan volgt een pauze. Daarna klinkt uit het orgelwerk La Nativité du Seigneur (1936) het onderdeel Dieu parmi nous van Olivier Messiaen (1908-1992), gevolgd door het Rondo in Bes voor piano en orkest (gecomponeerd vóór 1794) van Ludwig van Beethoven (1770-1827). Als United Kingdom-première volgt dan het vier minuten durende pianowerk Caténaires voor solopiano van de Amerikaanse componist Elliot Carter — die op 11 december dit jaar zijn eerste eeuw jhoopt vol te maken. Als laatste onderdeel van de First Night of the Proms in 2008 vanuit de Abert Hall in Londen zal ten gehoren worden gebracht Le Poème de l'Extase, opus 54 geschreven in de jaren 1905/08 van de Russische componist Aleksandr Skrjabin (1872-1915). Deze compositie is ook bekend als Symfonie nr. 4.
Het concert wordt, opvallenderwijs reeds om 20:02 uur rechtstreeks uitgezonden door Radio 4 in ons land, en dat betekent simpelweg dat de uitzending op dat kijk- en luistermedium van de BBC als een 'uitgesteld relais' de ether in gestuurd zal worden.

* * * * *
DE DOOD ALS CONTRAPUNT
Richard Strauss — Vier letzte Lieder (1947/48)
voor sopraan en orkest

. . . singt da und dort Kontrapunkt Tod — Nelly Sachs*

Ist dies etwa der Tod? — Joseph von Eichendorff**
__________

Reserves
Hoewel Richard Strauss (1864-1949) meer dan 150 kunstliederen heeft gecomponeerd, die met succes werden bekroond, wordt hij ook nu nog — bijna zes decennia na zijn overlijden — door velen, onder wie grote bewonderaars van zijn overige oeuvre, echter niet voldoende serieus genomen om te worden gerekend tot de grootmeesters in dit genre. Het kan niet anders of daaraan liggen andere oorzaken ten grondslag dan het ontbreken van kwaliteiten. Het zou veeleer zijn oorprong kunnen vinden in het feit dat Strauss het heeft gewaagd te breken met de voor de discipline Lied geldende tradities. De liederen, die Richard Strauss heeft geschreven, wijken in menig opzicht af van de normen, zoals die door Robert Schumann (1810-1856) min of meer waren vastgelegd en sedertdien als standaard hadden gegolden.

Theatraal element

Ten eerste heeft Strauss het kunstlied verplaatst van de intimiteit der salons naar het concertpodium, waardoor dit fenomeen een ware publieksaangelegenheid is geworden. Dat was voordien uiteraard niet geval: het lied was voorbehouden aan een uiterst kleine elite, die vrijwel steeds constant bleef. Daarnaast heeft Strauss de kleine, lyrische vorm in het geheel niet aangetast, maar — sterker nog — deze tevens geholpen te overlevenen zich te handhaven in het muziekleven van de twintigste eeuw.
In het gehele liedoeuvre van Richard Strauss is een theatraal element te vinden, dat uiterst effectief mag worden genoemd, en juist dat element vereist ook een letterlijk andere ruimte dan huiskamer of salon. Het zal nauwelijks verbazing wekken dat een componist, die zo meesterlijk gebruik wist te maken van het orkestrale koloriet — zoals in zijn symfonische gedichten en muziekdrama's —, zich nadrukkelijk heeft sterkgemaakt voor het Lied met orkestbegeleiding. Naast een bewerking voor stem en orkest van een enkele liederen die in eerste aanleg waren gecomponeerd voor zangstem en piano, heeft Strauss enkele hymnische zangen en balladen met orkestbegeleiding in symfonische bezetting geschreven, welke voldoen aan de eisen, die worden gesteld met betrekking tot de klankproporties in een concertzaal van heden ten dage gangbare afmetingen.

Geen persoonlijke bekentenis
Evenmin als in al zijn muziekdramatische werken, zijn symfonische gedichten en andere composities, heeft Strauss hier een persoonlijke bekentenis verwerkt. Desondanks verschaffen die vier liederen een uitstekend beeld van hun tijd, hetgeen vooral te danken is aan Strauss' keuze van de teksten. Daarbij heeft hij zich meer laten leiden door een hang naar het (toen) eigentijdse dan door een eventueel verlangen naar kwaliteit. Naast relatief beroemde dichters als Felix Dahn — 1834-1912; beroemd geworden door de roman Ein Kampf um Rom — en ook Richard Dehmel — 1863-1920; van Arnold Schönbergs Verklärte Nacht — , vinden we mindere goden als John Henry Mackay (1864-1933) en eveneens Otto Julius Bierbaum (1865-1910) als 'leveranciers' van teksten voor Richard Strauss. Eén en ander bewijst dat de componist zeer bewust heeft gekozen voor een uiteenzetting met de tijd waarin hij leefde en werkte. De wens tot het 'conserveren' van de actualiteit bergt in principe het gevaar in zich dat zulke elementen gaan overheersen, doch Strauss' muzikale persoonlijkheid was sterk genoeg om bestand te zijn tegen de dreiging zich te laten domineren door invloeden van buitenaf.

Lied als intermediair
In het oeuvre van Richard Strauss vormen de liedschepppingen een intermediair tussen zijn instrumentale muziek en zijn werken voor het muziektheater. Het 'artistieke spel' met de menselijke stem ging Strauss relatief gemakkelijk af, en in de periode van 1882 tot 1905 ontstond te München en Berlijn een groot gedeelte van de liederen, die later als opus 10 tot en met opus 56 zouden worden uitgegeven.
Tot 1919 zou het componeren van liederen in het kader van Strauss' creatieve arbeid naar het tweede plan verhuizen, maar daarna kwam hij met zijn befaamde stukken naar Clemens Brentano (1778-1842) en Achim von Arnim (1781-1831), alsmede Heinrich Heine (1797-1856) en Friedrich Hölderlin (1770-1843).
In zijn laatste levensfase is Strauss een tweede keer teruggekeerd naar het fenomeen kunstlied. Na zijn zeventigste levensjaar ontstonden zijn liederen op teksten van Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832), Josef Weinheber (1892-1945) en Joseph von Eichendorff (1788-1857).

Vier Letzte Lieder
De laatste voltooide compositie van Richard Strauss wordt gevormd door zijn Vier letzte Lieder, op drie gedichten van Hermann Hesse (1877-1962) en één — het laatste — van Josef von Eichendorff. Het zijn alle vier zangstukken van een volkomen vereenzaamd mens op de drempel van de dood, wanneer wordt omgezien naar een lang, vervuld, vruchtbaar en gelukkig leven. Daarmee vertonen deze stukken — voor het eerst in Strauss' leven, iets van een persoonlijke bekentenis.
In een notitieboekje van Richard Strauss uit eind 1946, dan wel begin 1947, zijn de eerste schetsen voor een lied op Eichendorffs Im Abendrot te vinden. De schetsmatige partituur ervan draagt als datering Montreux, 27 april 1948, en de definitieve partituur werd op 6 mei van datzelfde jaar voltooid. Op 18 juni, eveneens van 1948, volgde, te Pontresina, de afsluiting van de partituur van Frühling naar Hermann Hesse. Beim Schlafengehen, van dezelfde dichter, was op 4 augustus 1948 gereed, en September — eveneens van Hesse — werd, op 20 september van dat jaar, het laatste werk dat Richard Strauss heeft voltooid.
Acht maanden na het overlijden van de componist werden de Vier letzte Lieder voor het eerst uitgevoerd door Kirsten Flagstad, met Wilhelm Furtwängler als dirigent. Dat was op 22 mei 1950 in de Royal Albert Hall te Londen. Een passend, zij het dan ook enigszins verlaat In Memoriam Richard Strauss.

Verklärung-motief
Exegeten hebben erop gewezen dat Strauss — die rotsvast geloofde dat de dood een overgang was naar een andere vorm van leven: een transfiguratie oftewel Verklärung —, in antwoord op de wat angstige vraag van de dichter in Im Abendrot — "Ist dies etwa der Tod?" — via de hoorn in het orkest heeft geantwoord met het motief uit Tod und Verklärung van zestig jaar ervoor.
Zo vormen de Vier letzte Lieder van Richard Strauss diens vaarwel aan het leven en aan zijn werk — een afscheid vol triomf, en tevens zonder blijk van ontgoocheling of angst voor een verdwijning in het Niets.
__________

* In Nelly Sachs (1891-1970; Nobelprijs Literatuur 1966) Späte Gedichte, 1961, Suhrkamp Verlag, Frankfurt am Main.
** In Im Abendrot, het laatste van de Vier letzte Lieder.

__________

[1] De Amerikaanse sopraan Christine Brewer, een lieveling van het Proms-publiek, is op het laatste moment ingesprongen voor de in de programmabladen van onder meer de omroepen aangekondigde sopraan Karita Mattila, die door een acute bronchitis is geveld.
____________
Afbeeldingen
1. Dirigent Jiri Behlolávek
2. Richard Strauss in 1918, geschilderd door Max Liebermann.
3. Zangeres Christine Brewer. Foto © Dario Acosto.
4. Joseph von Eichendorff met diens signatuur.
5. Hermann Hesse in 1927; gefotografeerd door Gret Widmann.
6. Richard Strauss tegen het einde van zijn leven.

Geen opmerkingen: