Twee keer in de maand juli
De muziekzender Mezzo presenteert op donderdag 3 juli, tussen 12:00 uur en 12:40 uur, een uitvoering van de Achtste Symfonie van de Tsjechische componist Antonín Dvořák (1841-1904). Het betreft hier de opname van een concert door de Los Angeles Philharmonic Orchestra onder leiding van Zubin Mehta. Deze film is gerealiseerd door Kirk Browning. De opname zal, eveneens door Mezzo, in juli nog drie keer worden uitgezonden.
Antonín Dvořák: Symfonie nr. 8 in G grote terts, opus 88 (1889)
Instrumentatie: 2 fluiten met piccolo; 2 hobo's, Engelse hoorn; 2 klarinetten; 2 fagotten; 4 hoorns;2 trompetten; 3 trombones; tuba; pauken en strijkkwintet.
Hoewel de Zevende Symfonie van Antonín Dvořák (1841-1904) het predikaat Engelse eerder zou verdienen doordat deze door de London Philharmonic Society in opdracht was gegeven en onder leiding van de componist voor het eerst in die stad was uitgevoerd, is het zijn Achtste die met deze benaming wordt aangeduid. Het is echter vrij eenvoudig te achterhalen hoe dat tot stand is gekomen.
Dvořák had onenigheid met zijn vaste uitgever Simrock gekregen, doordat deze steeds maar bleef aandringen op kleine stukken omdat grote werken niet winstgevend zouden zijn en hij ze daarom liever niet meer wilde publiceren. Maar de componist had juist in die periode de intentie om grotere werken te schrijven, en zo kwam het dat hij zijn heil elders is gaan zoeken, en dat uiteindelijk vond bij de befaamde Engelse muziekuitgeverij van Vincent Novello, wiens zoon Alfred (1810-1896) de Achtste Symfonie in 1892 heeft gepubliceerd.
Veelvuldig werd aangenomen dat die eerste Londense uitvoering, op 14 april 1890, tevens de première van deze symfonie is geweest, doch dat is een onterechte veronderstelling, aangezien de componist zelf reeds op 2 februari van datzelfde jaar met het Orkest van het Nationaltheater in Praag de eerste uitvoering had gerealiseerd.
Dvořák was er in zeer korte tijd in geslaagd het werk te voltooien: op 26 augustus 1889 was hij eraan begonnen en op 8 november heeft hij er de laatste hand aan gelegd. Dikwijls is er een overeenkomst gezien tussen deze compositie en Ludwig van Beethovens Pastorale, hetgeen te verklaren valt met het landelijke, idyllische karakter dat de beide symfonieën karakteriseert.
Allegro con brio
In de inleiding tot het eerste deel — Allegro con brio — klinkt een melancholische melodie in de celli en de hoorns. Deze melodie is in G-mineur. Met het laatste akkoord verandert de toonsoort echter in majeur en dan laat de fluit een stralend thema horen dat wel is vergeleken met het tjilpen van een vogel. Een cadens mondt uit in het hoofdthema dat wordt gepresenteerd door de celli. De strijkers spelen een gedeelte van het tweede thema, dat door klarinetten en fluiten wordt overgenomen. De houtblazers stellen pianissimo een fijnzinnig motief voor dat al snel fortissimo door het hele orkest wordt overgenomen. Het eerste thema keert terug en sterft dan weg via frasen van de hobo's en fluiten. Dan brengt de componist opnieuw de inleiding in het spel, waarna hij het gehele materiaal nog eens aan veranderingen onderwerpt. Opmerkelijk is dat de diverse thema's meer als wederzijds contrast worden gebruikt dan dat zij volledig worden uitgewerkt.
Adagio
Het Adagio zet in met een sombere strijkerspassage, waarin het melodische en ritmische materiaal voor het eerste gedeelte voorkomt. Klarinetten dragen het daarna nog eens voor in een wisseling tussen kleine en grote terts — iets dat in Dvořáks muziek dikwijls voorkomt. In het tweede gedeelte wisselen de strijkers en de blazers elkaar af in een staccatofiguur die de hoofdmelodie begeleidt. Deze figuur wordt ook gebruikt voor de opbouw van een markante climax. Na een herhaling beëindigt een korte coda het tweede deel.
Allegro grazioso
In het Allegro grazioso laten hobo en fagot een Kozakkendans hore, die een contrasterend element vormt met het thema van de coda. Snelle staccati bij de blazers staan tegenover markante strijkersthema's. Een eenvoudige melodie in volksmuziek-stijl vervult de functie van trio en heeft daarmee verwantschap met Franz Schubert.
Allegro non troppo
Een trompetfanfare opent de finale — Allegro non troppo —, gevolgd door een statig thema in de strijkers dat vier variaties ondergaat. Dan verschijnen er nog twee nieuwe thema's: één voor fluit, het tweede voor de klarinetten, tegen een 'dreunende' achtergrond van de lagere strijkers.
Dan keert het eerste thema terug en daarmee wordt het tempo in sterke mate versneld. Vage echo's van het hoofdthema uit het eerste deel komen weer naar voren, en via een stralende climax wordt snel de slotmaat van de Achtste Symfonie bereikt.
____________
Afbeeldingen
1. Dirigent Zubin Mehta.
2. Musicus en later muziekuitgever Vincent Novello (1781-1861).
3. De Tsjechische componist Antonín Dvořák. Tekening van Jarko Aikens, Groningen 1984. (Archief Heinz Wallisch.)
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten